Skip to main content
home-page
Deel op facebook
Deel op twitter
home-page
Deel op facebook
Deel op twitter
Blog

In gesprek met Ingrid en Jan: “De zorg is niet aangepast aan ouderen die doof zijn”

13-10-2023

Ingrid en Jan zijn doof geboren. Daardoor doen ze al hun hele leven lang een beroep op hulp- en ondersteuningsvormen. Denk maar flitssystemen voor de deurbel, telefoon, wekker en het brandalarm. Waar niet-dove mensen gebruikmaken van een geluidssignaal, rekenen dove mensen op lichtsignalen.

Ondanks de verschillende vormen van ondersteuning die Ingrid en Jan gewend zijn, hebben ze toch schrik voor de toekomst. Want wat als niet alle ondersteuningsvormen zijn aangepast aan doven? Wat als ze zorgnoden krijgen, maar ze door hun doofheid niet kunnen communiceren met thuiszorgdiensten? En wat als ze moeten verhuizen naar een woonzorgcentrum, maar niet in gesprek kunnen gaan met de andere bewoners? In een open babbel delen Ingrid (58) en Jan (64) hun bezorgdheden met ons.

Jullie doen al een beroep op verschillende ondersteuningsvormen, om zelfstandig te kunnen leven. Vonden jullie het moeilijk om alle nodige vormen van ondersteuning te vinden?

Jan: “Er zijn verschillende bedrijven die gespecialiseerd zijn in hulpmiddelen voor dove en slechthorende mensen. Aangezien ik al sinds mijn kindertijd gebruikmaak van die hulpmiddelen, heb ik de weg naar hulp altijd makkelijk gevonden. Bovendien worden de meeste hulpmiddelen terugbetaald voor het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap).”

Ingrid: “Klopt. Wij hebben allebei een erkenning van het VAPH, omdat we doof geboren zijn. Word je pas doof of slechthorend na je 65e? Dan heb je geen recht op terugbetalingen via het VAPH. Wat ik wel een nadeel vind van het terugbetalingssysteem? Je krijgt elk hulpmiddel maar één keer terugbetaald binnen een termijn van zeven jaar. Mijn rookmelder die een lichtsignaal afgeeft, is recent stukgegaan. Maar de termijn van zeven jaar is nog niet verlopen, dus ik kan geen nieuw toestel aanvragen. Mocht mijn woning nu branden, dan komt de verzekering niet tussen omdat ik geen werkende rookmelder heb. Bovendien kan ik ook niet ruiken, waardoor ik echt afhankelijk ben van die rookmelder.”

Jan: “Om onze erkenning bij het VAPH te blijven behouden, moeten we ons regelmatig laten onderzoeken. Aan de hand van een puntensysteem, krijg je een score over je ‘beperking’. En aan de hand van die score, heb je recht op bepaalde terugbetalingen. Omdat die score kan veranderen doorheen je leven, moeten we die onderzoeken blijven doen.”

Ingrid: “Zonder die hulpmiddelen zou mijn levenskwaliteit trouwens een pak minder goed zijn. Als je doof geboren wordt, heb je hulpmiddelen nodig vanaf je geboorte tot je sterft. Ik heb het daar nooit moeilijk mee gehad.”

Momenteel hebben jullie nog geen andere zorgnoden. Heb je schrik voor zorgnoden die eventueel in de toekomst kunnen opduiken?

Jan: “Ja, eigenlijk wel. Mocht ik zorgnoden krijgen - waardoor ik bijvoorbeeld niet meer zelfstandig naar de winkel kan, of mij niet meer zelf kan wassen – dan vind ik het niet vanzelfsprekend om een zorgverlener toe te laten in mijn huis. Want er zijn enorm weinig zorgverleners die gebarentaal kunnen. Gelukkig ken ik wel mensen die positieve ervaringen hebben met thuiszorgdiensten. De meeste zorgverleners zijn vriendelijk en willen hun patiënten écht helpen. Ze gaan dan ook aan de hand van (onofficiële) gebaren hun best doen om zich uit te drukken en te communiceren. Maar toch zou ik sneller rekenen op familieleden om mij te helpen.”

Er zijn enorm weinig zorgverleners
die gebarentaal kunnen. 

Jan

Ingrid: “Een ander probleem is dat je bij thuiszorgdiensten niet altijd dezelfde zorgverlener aan huis krijgt. Maar als doof persoon is het erg moeilijk om aan een zorgverlener uit te leggen wat je noden en behoeften zijn. Mocht je altijd dezelfde zorgverlener krijgen, dan heb ik er vertrouwen in dat dat contact goed zal verlopen. Krijg je altijd een andere? Dan niet, want dan moet je je steeds opnieuw met handen en voeten proberen uitdrukken.”

Jan: “Veel ouderen vinden de bezoekjes van zorgverleners ook leuk, omdat ze eens een babbeltje met hen kunnen slaan. Bijvoorbeeld over het nieuws, over het weer of over iets dat ze hebben meegemaakt. Maar wij kunnen dat niet door de taalbarrière. Wij hebben veel kennis, maar kunnen die met niemand delen.”

Ingrid: “Ook ik zou daardoor sneller hulp vragen aan mijn partner, dan aan een professionele zorgverlener. En twijfel ik over iets? Dan vraag ik advies aan mijn kinderen. Gelukkig ben ik assertief. Mocht ik ooit thuiszorg nodig hebben, dan zou ik écht op mijn strepen staan tot ik een hulpverlener vind die gebarentaal kent. Al is het maar een beperkte kennis. Maar veel ouderen durven dat niet, en aanvaarden de hulp die ze krijgen. Ook al schiet die hulp tekort.”

Staan jullie ervoor open om ooit naar een woonzorgcentrum te verhuizen?

Ingrid: “Ik ben mij ervan bewust dat de kans bestaat dat ik ooit naar een WZC zal verhuizen. Maar die gedachte maakt me ook bang. Veel dove ouderen die in een WZC wonen, zijn eenzaam. Hoe dat komt? Ze kunnen geen contacten leggen met andere bewoners, omdat ze niet horen. En de andere bewoners kunnen meestal geen gebarentaal. Dat zorgt ervoor dat – wanneer bewoners die doof zijn deelnemen aan een activiteit – ze zich toch erg eenzaam voelen. Ze kunnen tenslotte met niemand gesprekken voeren.”

Veel dove ouderen die in een WZC wonen, zijn eenzaam.
Ze kunnen geen contacten leggen met andere
bewoners, omdat ze niet horen.

Ingrid

“Ook de personeelsleden kunnen meestal geen gebarentaal. Als bewoner aantonen dat je je niet lekker voelt, ergens pijn hebt of ziek bent, is daardoor vaak niet mogelijk. Die eenzaamheidsgevoelens en taalbarrières zorgen ervoor dat dove ouderen soms sneller fysiek en mentaal achteruitgaan.”

Jan: “Veel dove ouderen die wel al zorgnoden hebben, maar met de nodige hulpmiddelen thuis kunnen blijven, willen dan ook niet verhuizen. De schrik om niet te kunnen communiceren met medebewoners en personeelsleden is te groot.”

Ingrid: “Klopt. Die angst leeft bij heel veel dove senioren. Daarom werkt Doof & Senior, de organisatie waar Jan en ik lid van zijn, aan een woonzorgcentrumproject. Met dat project willen we ervoor zorgen dat er in elke provincie een woonzorgcentrum is met een afdeling voor dove en slechthorende ouderen. Wanneer er tien dove ouderen samenwonen op een afdeling? Dan voelen ze zich meteen een pak minder eenzaam, omdat ze met elkaar in gesprek kunnen gaan. En elke afdeling moet dan ook enkele personeelsleden en animatoren aanwerven die gebarentaal kunnen, of enkele van hun medewerkers opleiden. Nu wonen dove ouderen erg versnipperd in woonzorgcentra. Mochten ze samen op een afdeling kunnen wonen in hun provincie, kan dat het welzijn van die groep sterk verbeteren.”

“Er bestaat vandaag één woonzorgcentrum met een afdeling voor dove en zorgbehoevende ouderen: Huize Vincent in Tielrode. Maar niet alle Belgische dove ouderen staan ervoor open om naar Tielrode te verhuizen. Ze willen hun vrienden en familieleden in de buurt niet zomaar achterlaten. Al twee jaar lang sensibiliseren we daarom voor een specifieke afdeling in elke provincie. Helaas nog zonder succes. Veel steden en gemeenten zijn twijfelachtig om zo’n afdeling in het leven te roepen. Vooral het financiële aspect houdt hen tegen. Idealiter komt er dus een soort van wetgeving die zo’n afdeling bij provincies verplicht.”

Wij willen dat er in elke provincie een WZC
komt met een afdeling voor
dove en slechthorende ouderen. 

Ingrid

Moeten er in een woonzorgcentrum veel zaken aangepast worden aan een doof persoon?

Ingrid: “Eigenlijk valt dat goed mee. Ik heb thuis een rookmelder met een flits, en een parlofoon met video. WZC moeten dus zeker niet hun volledige infrastructuur uitbreken wanneer ze dove ouderen ontvangen (lacht).”

Jan: “Wij gebruiken vooral onze gsm als hulpmiddel. Er zijn apps die belgesprekken omzetten naar tekst, bijvoorbeeld. Technologie helpt ons enorm, maar er zijn ook grenzen. Robots die gebarentaal kunnen? Daar zijn al onderzoeken naar en ontwerpen van. Maar een robot die mij komt aan- en uitkleden? Nee. Dan verkies ik toch menselijk contact.”

Zijn er zaken die vandaag dove ouderen in woonzorgcentra of in een thuiszorgsituatie kunnen ondersteunen?

Ingrid: “Er bestaat een afstandstolkendienst. Dat is een gratis dienst van het Vlaams Communicatie-Assistentie-Bureau voor Doven (CAB), waarbij de dove persoon een afstandstolk ziet op het beeldscherm van zijn of haar toestel, en waarbij de afstandstolk belt naar de persoon die de dove persoon wil bereiken. Zo kan alles dat tijdens het telefoongesprek gezegd wordt, vertaald worden in gebarentaal en omgekeerd.”

Jan: “Klopt. Het enige nadeel? Die dienst is niet 24/7 bereikbaar. En vaak zijn de wachttijden erg lang. Je kan een afstandstolk wel op voorhand reserveren. Maar soms heb je ook acuut een dokter nodig. En als je een afstandstolk op uur reserveert, moet je er al zeker van zijn dat de thuiszorgdienst stipt bij jou langskomt.”

Ingrid: “In Zweden is de afstandstolkendienst wel 24/7 bereikbaar. Misschien moeten we allemaal naar daar verhuizen (lacht).”

Jan: “Mensen denken vaak dat je schriftelijk kan communiceren met dove mensen. Maar je mag er niet vanuit gaan dat elke dove oudere goed kan lezen en schrijven. En veel dove mensen kunnen ook niet praten. Zeker mensen die doof geboren zijn. Voor hen is Nederlands niet hun moedertaal, aangezien zij Nederlandse Gebarentaal spreken. Er zijn dus dove mensen die maar heel beperkt kunnen praten, lezen en schrijven.”

Ingrid: “Naast een afstandstolkendienst, is er ook een gewone tolkendienst waar dove mensen een beroep op kunnen doen. Elk jaar hebben we recht op een aantal gratis ontmoetingen met een tolk. Maar omdat er tolkentekort is, lukt het ook niet altijd om een tolk te vinden op het moment dat je die ondersteuning nodig hebt.”

Wat moet er veranderen in de zorg, opdat ook dove mensen op een kwaliteitsvolle manier ouder kunnen worden?

Ingrid: “Mensen die in de zorg werken, moeten weten dat wij bestaan. Dat klinkt misschien gek, maar veel zorgmedewerkers in woonzorgcentra verwachten niet dat dove mensen naar een WZC verhuizen. Ze zijn totaal niet voorbereid op onze komst, en weten dus niet hoe ze met ons moeten communiceren. Of de kamers zijn niet aan dove mensen aangepast. En ook in ziekenhuizen schrikt het personeel vaak als er plots een doof persoon voor hen staat.”

Jan: “En daardoor krijgen we vaak minder goede zorg. Dat is absurd. Wij hebben recht op even goede zorg als horende mensen, en willen op dezelfde manier behandeld worden. Ik zou het fijn vinden mochten alle zorgmedewerkers een beperkte kennis hebben van gebarentaal. Mocht iedereen het gebaar voor ‘goedemorgen’, of voor ‘koffie’ kennen? Dat zou veel doen. En voor ‘pijn’ of ‘ziek’. Dat zijn belangrijke begrippen.”

Wij hebben recht op even goede zorg
als horende mensen, en willen op
dezelfde manier behandeld worden.

Jan

Ingrid: “Er is ook te weinig informatie over dove mensen. Idealiter komt er een brochure die alle informatie over dove ouderen bundelt. Met aanbevelingen over wat een WZC kan doen voor die groep. En met de hulpmiddelen die bestaan. Want ook horende ouderen kunnen slechthorend of doof worden. Het is belangrijk dat zorgmedewerkers weten welke hulpmiddelen er voor die groep bestaan. Momenteel hebben ze onvoldoende zicht van wat er op de markt is.”

Jan: “En waarom hebben zorgopleidingen geen keuzevak gebarentaal? Dan zouden er misschien veel meer tolken bestaan. Of dan zouden sommige zorgmedewerkers zelf een basis gebarentaal kunnen.”

Ingrid: “Ik blijf ook pleiten voor aparte afdelingen in WZC voor ouderen die doof zijn. Afdelingen die aangepast zijn aan de noden van dove ouderen, en met medewerkers die iets of wat kennis hebben van gebarentaal. En door dove mensen met elkaar te verbinden in een WZC, kan ook eenzaamheid bij die groep bestreden worden.”

“Of we ooit naar een samenleving zullen gaan die 100% toegankelijk is? Ik vrees ervoor. Een nadeel is ook dat mensen onze handicap niet zien. Doofheid is niet zichtbaar. En daardoor zijn wij voor de samenleving een onzichtbare groep.”

We leerden Jan en Ingrid kennen via Doof & Senior Vlaanderen. Een organisatie die afgevaardigden van elke seniorenafdeling van de regionale dovenclubs in Vlaanderen samenbrengt en optreedt als spreekbuis voor alle dove senioren in Vlaanderen.

 

Maggy RainbowAmbassadors
Blog

Is het huidige zorglandschap LGBTQI+-vriendelijk? Rik en Maggy vertellen

26-07-2023

Op de foto: Maggy © Mark Cuvelier

Iedereen wordt ouder. En vroeg of laat worden we allemaal geconfronteerd met zorgnoden. Soms bij onszelf, soms bij mensen uit onze nabije omgeving. En wanneer die zorgnoden er zijn, moeten we een beroep doen op bepaalde diensten. Blijven we thuis wonen en rekenen we op hulp van naasten? Kiezen we voor ondersteuning van een zorgmedewerker? Of verhuizen we naar een aangepaste woonvorm?

Wij gingen in gesprek met Rik (75) en Maggy (75). Maggy is lesbisch, Rik identificeert zich als homo. Zij vertellen ons of het feit dat ze zich als LGBTQI+ identificeren, invloed heeft op hun keuzes wanneer zorgnoden toenemen.

Maggy (75) schreef mee aan het manifest van de RainbowAmbassadors

Maggy: “Ik ben co-voorzitster van de RainbowAmbassadors, een organisatie die LGBTQI+-senioren een gezicht en een stem geeft. Aangezien ik al sinds jaar en dag opkom voor de rechten van LGBTQI+-senioren, vind ik het belangrijk dat hun visie ook wordt meegenomen in de campagne ‘Bepaal je eigen verhaal’. LGBTQI+-personen maken 10% uit van de bevolking. Ook zij komen dus in aanraking met thuiszorgdiensten, zorginstellingen, lokale dienstencentra, woonzorgcentra en noem maar op. Ook met hun noden, wensen en behoeften moet er rekening gehouden worden.”

Te weinig zichtbaarheid

“Of er vandaag in het zorglandschap een taboe kleeft op homo- en transseksualiteit? Ja. Vroeger werd het ‘homo-zijn’ of ‘trans-zijn’ echt beschouwd als een ziekte. Veel ouderen dragen dat gevoel nog steeds met zich mee. En hoewel de samenleving ondertussen een pak positiever naar LGBTQI+-personen kijkt, zijn er weinig mensen die echt weten hoe ze op een gepaste manier met homo- en transseksualiteit om moeten gaan. En dat merk je ook in het zorglandschap. Er zijn weinig zorgmedewerkers die tijdens hun zorgopleiding over LGBTQI+-personen leerden. Zorgopleidingen gaan altijd uit van heteronormaliteit, maar dat is verkeerd. En daardoor tonen zorgmedewerkers vaak weinig belangstelling voor LGBTQI+-personen, simpelweg omdat die groep niet zichtbaar is. Dat zorgt ervoor dat mensen die zich als homo of trans identificeren, schrik hebben dat ze niet aanvaard zullen worden.”

"Hoewel de samenleving ondertussen
een pak positiever naar LGBTQI+-personen kijkt,
zijn er weinig mensen die echt weten
hoe ze op een gepaste manier met
homo- en transseksualiteit om moeten gaan.
En dat merk je ook in het zorglandschap."

Maggy

“Een voorbeeld. Meld ik mij ergens aan? Dan vragen zorgmedewerkers steevast of ik een man en (klein)kinderen heb. Waarom vragen ze niet gewoon naar mijn partner? Door die uitspraak, geven zorgmedewerkers LGBTQI+-personen onbewust het gevoel dat ze niet welkom zijn.”

Weer in de kast kruipen

“Ik hoop dat ik zolang mogelijk in mijn huidige woning zal kunnen blijven wonen. Mijn vriendin en ik hebben enkele aanpassingen gedaan, die het mogelijk maken om hier ook met zorgnoden te blijven. En mocht het ooit nodig zijn, dan verhuis ik naar een woonzorgcentrum. Schrik om naar een WZC te verhuizen heb ik niet, al zou ik mij wel goed informeren over het WZC waar ik terechtkom. Is het een WZC dat openstaat voor LGBTQI+-personen? Zou ik er aanvaard worden? Is het zorgpersoneel opgeleid over LGBTQI+-thema’s? Zo zijn er woonzorgcentra die rond IDAHOT (de Internationale Dag tegen Homofobie, Bifobie, Transfobie en Interseksfobie, red.) initiatieven opzetten. Of die dag aangrijpen om de bewoners over het thema in te lichten. Er zijn ook WZC die LGBTQI+-affiches ophangen, of een regenboogvlag uithangen. Door homo- en transseksualiteit op die manier zichtbaarheid te geven, voelen LGBTQI+-personen zich sneller op hun gemak. Ze weten dat ze welkom zijn en aanvaard zullen worden.”

"Schrik om naar een WZC te verhuizen heb ik niet,
al zou ik mij wel goed informeren
over het WZC waar ik terechtkom.
Zou ik er aanvaard worden?"

Maggy

“In andere woonzorgcentra wordt het thema doodgezwegen. Als directieleden er niet over durven praten, dan spreekt het personeel er ook niet over en bewoners bijgevolg ook niet. Ik ken enkele mensen die in een woonzorgcentrum wonen waar niemand over hun geaardheid wil of durft praten. Als LGBTQI+-persoon kruip je dan gewoon weer in de kast. Of je verhuist terug naar je vorige woning, ook al was die niet aangepast aan je zorgnoden. En ik ken mensen die homo of lesbisch zijn, maar waarbij hun partner niet op bezoek durft te komen in het woonzorgcentrum. En een moeder die een dochter heeft die lesbisch is, maar haar niet met haar partner durft te ontvangen in het woonzorgcentrum.”

“LGBTQI+-personen kruipen trouwens niet enkel in WZC weer in de kast. Ook in lokale dienstencentra en andere ontmoetingsplekken durven LGBTQI+-personen vaak zichzelf niet zijn.”

Fysieke en mentale gevolgen

“Niet uit de kast durven komen, kan ook medische gevolgen hebben. Iemand die HIV heeft, moet medicatie nemen. Weet de zorgmedewerker of thuisverpleger niet dat iemand HIV heeft? Dan krijgt die persoon de juiste medicatie niet. En hetzelfde geldt voor transpersonen. Ook zij moeten dagelijks medicatie slikken.”

“En ook mentaal kan het wegen op mensen als ze niet uit de kast durven komen. Zo belanden sommige ouderen in eenzaamheid, omdat ze geen sociale contacten durven leggen. Bijvoorbeeld met medebewoners in een woonzorgcentrum. Uit schrik dat ze niet aanvaard zullen worden. Om ook LGBTQI+-personen de kans te geven op oudere leeftijd een sociaal netwerk op te bouwen, zou het een meerwaarde zijn als lokale dienstencentra en woonzorgcentra bijvoorbeeld 3 à 4 keer per jaar een bijeenkomst zouden organiseren voor LGBTQI+-personen. Zo kunnen zij gelijkgezinden leren kennen en nieuwe vriendschappen sluiten. Durven ouderen niet uit de kast komen in hun dienstencentrum of woonzorgcentrum? Dan kunnen ze daarover praten op die bijeenkomst.”

“Of een apart woonzorgcentrum voor LGBTQI+-personen een oplossing zou zijn? Voor mij niet. We hebben het recht om te wonen waar we willen en bij wie we willen. We willen vooral dat de samenleving openstaat voor LGBTQI+-personen en ons omarmt.”

“Of een apart woonzorgcentrum voor
LGBTQI+-personen een oplossing zou zijn?
Voor mij niet.
We hebben het recht om te wonen
waar we willen en bij wie we willen."

Maggy

Dezelfde verzuchtingen

“Ouder worden als LGBTQI+-persoon komt trouwens in grote lijnen overeen met ouder worden als heteropersoon. De verzuchtingen die hetero’s hebben? Die hebben wij ook. In de eerste plaats willen we natuurlijk allemaal kwalitatieve zorg krijgen. En net zoals heteropersonen missen we bijvoorbeeld koppelkamers in assistentiewoningen en woonzorgcentra. Waarom zijn er bijna nooit kamers met een dubbel bed? Of een snoezelruimte, waar je met je partner intiem kan zijn als je dat wenst? En we hechten ongeacht onze geaardheid allemaal belang aan privacy. We willen niet op een plek gaan wonen waar onze deur altijd openstaat, of waar iedereen zomaar binnen en buiten kan lopen.”

Positieve evolutie

“Of ik als LGBTQI+-persoon negatief kijk naar de toekomst van de ouderenzorg? Zeker niet. Er is een positieve evolutie aan de gang. RainbowAmbassadors heeft een manifest geschreven met punten waaraan een stad moet voldoen, om respect te tonen voor alle vormen van seksualiteit en geaardheid. Stad Gent heeft ons manifest ondertekend, en alle punten van ons manifest zijn afgevinkt. Alle Gentse woonzorgcentra en lokale dienstencentra hebben bijvoorbeeld een vertrouwenspersoon, en alle medewerkers kregen een opleiding waarin ze met respect leerden omgaan met LGBTQI+-personen.”

“Maar niet in elke stad of gemeente worden LGBTQI+-personen aanvaard. Terwijl het mentaal en fysiek welzijn van LGBTQI+-senioren een fundamenteel mensenrecht is. Het is aan de overheid om een duidelijk kader te integreren voor LGBTQI+-personen in de zorg. En er moeten controles komen die kijken of elke zorginstelling dat wettelijk kader goed toepast. Ook de opleidingen moeten veranderen. Elke zorgmedewerker moet al in zijn of haar opleiding in aanraking komen met homo- en transseksualiteit. Bovendien zou het fijn zijn als de minister van Welzijn ons manifest zou lezen. Dat omvat in één oogopslag alle vragen van de LGBTQI+-gemeenschap, en adviezen om de samenleving homo- en transvriendelijk te maken. Het is niet omdat niet alle LGBTQI+-personen de moed hebben om op tafel te kloppen, dat we niet serieus genomen moeten worden.”

Naar het manifest van de RainbowAmbassadors

Rik (75) denkt zelf na over zijn toekomst door zijn vrijwilligerswerk in de zorg

Rik: “Ik ben vrijwilliger bij een palliatieve thuiszorgdienst, en kom dus veel met het thema zorg en met mensen met zorgnoden in aanraking. Daardoor denk ik ook soms na over mijn eigen toekomst. Ik woon nu nog zelfstandig, maar stel dat ik zorgnoden krijg? Zal ik hier dan kunnen blijven wonen?”

Mix van generaties

“Het feit dat ik mij als LGBTQI+ identificeer, beïnvloedt mijn huidige keuzes en mijn toekomstkeuzes niet. Net als heteromensen heb ik recht op goede zorg. Dat ik geen partner heb, beïnvloedt mijn keuze dan weer wel. Ik kan niet op een partner rekenen als ik beginnende zorgnoden heb. En aan een goede vriend of buur vragen om mij te wassen? Dat ga ik niet doen. Ik wil hen niet met zware zaken belasten. Daarom zal ik al snel een beroep moeten doen op een professionele thuiszorgdienst.”

“Het feit dat ik mij als LGBTQI+ identificeer,
beïnvloedt mijn huidige keuzes en mijn toekomstkeuzes niet.
Net als heteromensen heb ik recht op goede zorg."

Rik

 “Als het moet, sta ik er ook voor open om te verhuizen. Een assistentiewoning spreekt mij bijvoorbeeld wel aan. Of een cohousingsinitiatief. En dan een liefst een initiatief waar ook jongere mensen wonen, zodat je met verschillende generaties in contact blijft staan. Verhuizen naar een woonzorgcentrum? Daar sta ik minder voor open. Net omdat je dan tussen allemaal leeftijdsgenoten woont.”

Financiële zorgen

“Wanneer je zorgbehoevend wordt, lopen de kosten al snel hoog op. Dat merk ik ook op mijn vrijwilligerswerk. Financieel maak ik mij dus wel zorgen. Met een gewoon pensioen kan je al die zorg- en ondersteuningsvormen niet betalen. Mocht ik zorgnoden krijgen, zou ik serieus aan levenscomfort moeten inboeten. Deelnemen aan activiteiten? Genieten van lekker eten? Op uitstap gaan? Dat kost allemaal geld. Geld dat ik niet meer zal hebben als ik zorgnoden zou krijgen.” 

Opleiden van zorgmedewerkers

“Of het zorglandschap vandaag LGBTQI+-vriendelijk is? Niet helemaal. Er is sowieso nog werk aan de winkel. Zorgmedewerkers hebben vandaag weinig kennis over homo- en transseksualiteit. En wanneer zorgmedewerkers niet openlijk over dit thema durven of kunnen praten – veelal uit onwetendheid –, dan durven LGBTQ+-ouderen dat ook niet. Uit schrik dat ze niet aanvaard zullen worden. Zorgmedewerkers opleidingen of vormingen geven, is voor mij dan ook de eerste stap naar een LGBTQI+-vriendelijk zorglandschap. Zorgmedewerkers moeten zich bewust zijn van de diversiteit in de maatschappij, en ze moeten met die diversiteit leren omgaan.”

"Zorgmedewerkers opleidingen of vormingen geven,
is voor mij de eerste stap
naar een LGBTQI+-vriendelijk zorglandschap."

Rik

“Zelf heb ik nog weinig negatieve ervaringen gehad. Ik ben sterk genoeg en durf over mijn geaardheid spreken. Al besef ik wel dat negatieve reacties een effect kunnen hebben op mijn mentaal welzijn. En ook niet iedereen durft zoals ik met anderen in gesprek te gaan. En niet iedereen kan met negatieve reacties omgaan. Daarom kruipen sommige mensen op oudere leeftijd weer in de kast, om zichzelf te beschermen.”

“Gelukkig merk ik dat – door openlijk over mijn geaardheid te babbelen – veel zorgmedewerkers wél openstaan voor de LGBTQI+-community. De meeste mensen aanvaarden ons, en hebben respect voor ons. Doordat ik de confrontatie met hen aanga over mijn geaardheid, verdwijnen hun vooroordelen. Dat helpt mij ook, want daardoor kan ik mijn eigenheid bewaren. Uiteindelijk ben ik in de eerste plaats gewoon een mens. En daarbij ook homo. Het is belangrijk dat de volledige samenleving ons zo leert zien.”

Jacques en Mariette hebben geen kinderen.
Blog

Jacques en Mariette hebben geen kinderen. Welke impact heeft dat op hun zorgwensen?

13-07-2023

Ouder worden zonder kinderen. Hoe is dat? Botsen koppels zonder kinderen op dezelfde drempels als koppels mét kinderen? En heeft de maatschappij voldoende aandacht voor het feit dat niet iedereen kinderen heeft? Wij vroegen het aan Jacques* (77) en Mariette* (75). Het koppel is al meer dan 50 jaar samen en heeft geen kinderen. Door een immuniteitsziekte kan Mariette geen kinderen krijgen.

Vinden jullie het belangrijk om na te denken over de toekomst van de ouderenzorg?

Jacques: “Ja. Ik vind dat er erg weinig ouderen hun mening durven te geven. Terwijl het toch over onze toekomst gaat. Want vroeg of laat krijgen we allemaal te maken met zorgnoden. Het is dan ook belangrijk dat de ouderenzorg is aangepast aan onze noden en wensen. De visie van Mariette en mezelf op het zorglandschap is trouwens anders dan de visie van vele anderen, omdat wij geen kinderen hebben. We beseffen al sinds de dag dat we een koppel zijn, dat we alles alleen zullen moeten doen. Natuurlijk hebben we een sociaal netwerk waarop we kunnen rekenen, maar we kunnen niet voor alles een beroep doen op buren en vrienden.”

“Mariette en ik weten ook dat we niet eindeloos op elkaar zullen kunnen rekenen. We kennen bijvoorbeeld een koppel waarvan de vrouw ziek is. Zij steunt volledig op haar partner om haar te verzorgen. Wij willen dat niet. Wij willen rekenen op de instanties die alle nodige hulp kunnen bieden. Om elkaar veilig te stellen, hebben we ons testament al in orde gebracht. We maakten ook een Leifplan op met bijzondere aandacht voor de negatieve wilsverklaring. Recent hebben wij ook de zorgvolmacht aangemaakt.”

"Om elkaar veilig te stellen,
hebben we ons testament al in orde gebracht."
Jacques

Heeft het feit dat jullie geen kinderen hebben een grote invloed op jullie toekomst?

Mariette: “Ja en nee. We zullen natuurlijk nooit bij onze kinderen kunnen gaan wonen, mochten we hulpbehoevend worden. Dat is een nadeel. Maar tegelijkertijd ken ik koppels mét kinderen, waarvan de kinderen bijvoorbeeld in het buitenland wonen. Ook zij kunnen niet of moeilijker op hun kinderen rekenen. Er zijn ook gezinnen waarbij ouders en kinderen geen goede verstandhouding hebben. En ik ken ook mensen waarbij de kinderen echt willen meebeslissen over de toekomst van hun ouders. Terwijl Jacques en ik vrij zijn om te doen wat we zélf willen.”

"We zullen natuurlijk nooit bij
onze kinderen kunnen gaan wonen,
mochten we hulpbehoevend worden."
Mariette

Jacques: “Toen ik besefte dat Mariette en ik nooit kinderen zouden kunnen krijgen, vond ik dat moeilijk. Uiteraard is een leven zonder kinderen anders dan een leven met kinderen. Maar we zijn niet bij de pakken blijven zitten, en hebben snel aanvaard dat we voor altijd met ons tweeën zullen blijven. Moeder- en Vaderdag vieren wij niet. Verjaardagen en feestdagen zoals Kerstmis en Nieuwjaar vieren we met ons tweeën, in plaats van met de rest van de familie.”

Hoe kijkt de samenleving naar mensen zonder kinderen?

Jacques: “Of je nu 30 jaar bent of 75, de samenleving gaat er altijd vanuit dat je kinderen hebt. Hoe vaak krijgt een dertiger niet de vraag of hij/zij al denkt aan kinderen? En heb je geen kinderen? Dan word je al snel anders benaderd. Toen ik nog niet met pensioen was, hadden collega’s vaak de gewoonte om Mariette en mij te bestempelen als workaholics. En we kregen vaak de opmerking dat het (werk)leven voor ons gemakkelijk was, aangezien wij geen rekening moesten houden met kinderen. En op familiefeesten werden Mariette en ik enkel uitgenodigd om geschenken te geven, niet voor het gezelschap.”

Mariette: “En toen we jonger waren, babbelden mensen met kinderen enorm veel over hun gezin. Jacques en ik voelden ons dan vaak het vijfde wiel aan de wagen, want we konden niet mee praten. En nu mensen van onze leeftijd kleinkinderen hebben, gaat het gesprek al snel over de kleinkinderen en voelen we ons weerom niet betrokken.”

En het zorglandschap?

Jacques: “Ook in de zorg wordt er vaak vanuit gegaan dat je kinderen hebt. Ben je financieel kwetsbaar? Dan verwachten zorginstanties al snel dat kinderen bijspringen. Of kan je na een ziekenhuisopname naar huis? Dan verwachten instanties dat kinderen de zorg voor hun ouders tijdelijk opvangen.”

Mariette: “En dat klopt niet. Want of je nu wel of geen kinderen hebt, je hebt sowieso recht op goede zorg. Ik vind het trouwens ook niet normaal dat kinderen zich hele dagen moeten engageren om de zorg voor hun ouders op te nemen. Dat ouderen goede zorg krijgen, is de verantwoordelijkheid van zorgmedewerkers, en niet van familieleden. Maar omdat er te weinig zorgpersoneel is, wordt er al snel naar naasten gekeken om bepaalde zorgtaken op zich te nemen. Absurd.”

"Ook in de zorg wordt er vaak
vanuit gegaan dat je kinderen hebt."
Jacques

Jacques: “Het is niet de taak van familie om ervoor te zorgen dat iemand tijdig eet, verzorging krijgt en voldoende sociaal contact heeft. Dat moet dringend veranderen. Zorgmedewerkers moeten die taken op zich nemen, want anders worden ouderen zonder familie aan hun lot overgelaten. Maar dan moet er op beleidsniveau natuurlijk iets veranderen, zodat zorginstellingen meer personeel kunnen aannemen. En ook financieel is het niet de bedoeling dat kinderen bijspringen. Al begrijp ik dat dat soms nodig is, want de zorg van vandaag is enorm duur. Ook daar pleit ik dus voor verandering op beleidsniveau.”

 

*Jacques en Mariette zijn schuilnamen. De echte namen zijn gekend op de redactie.

Blog

De leden van de Kinrooise ouderenraad dachten samen na over de toekomst van de ouderenzorg

30-05-2023

© Fotodatabank Vlaamse Ouderenraad

Omdat we met onze campagne ‘Bepaal je eigen verhaal’ zoveel mogelijk ouderen willen bereiken, roepen we lokale dienstencentra, ouderenraden, (ouderen)verenigingen, steden en gemeenten en andere organisaties op om denkmomenten te organiseren.

Marijke Bosmans, seniorenconsulent in Kinrooi, pikte de oproep op en ging met onze leidraad aan de slag. Ze gaf alle leden van de Kinrooise ouderenraad de kans om aan het denkmoment deel te nemen. Zo’n tiental leden stemden toe om hun visie op de ouderenzorg te delen. Deelnemers Annie (71), Emiel (71) en Tilly (85) vertellen ons waarom het denkmoment voor hen zo waardevol was.  

Waarom vonden jullie het belangrijk om aan het denkmoment deel te nemen?

Annie, voorzitter van de seniorenraad: “Tijdens een vergadering stelde Marijke (Bosmans, seniorenconsulent, red.) ons de vraag om tijdens een denkmoment onze visie op de ouderenzorg te delen. Ik heb geen seconde getwijfeld en stelde mij direct kandidaat. Nooit eerder dacht ik echt na over de ouderenzorg. En ook in groep – bijvoorbeeld met de ouderenraad – deden we zoiets nog nooit. Daar eens aandacht aan besteden, vond ik belangrijk.”

Emiel, ondervoorzitter van de seniorenraad: “Onze seniorenconsulente is altijd gedreven en enthousiast. Daardoor kan ze ons makkelijk warm maken voor projecten. (lacht) Dus ook ik was direct akkoord.”

Annie: “De vergrijzing is volop aan de gang. Dat het zorglandschap moet aangepast worden aan de noden en behoeften van ouderen, staat dus buiten kijf. Dankzij het denkmoment hebben we zicht gekregen op de ouderenzorg van vandaag. Welk aanbod is er? Welke woonvormen bestaan er? Moeten we investeren in nieuwe woon- en ondersteuningsvormen?”

"Dat het zorglandschap moet aangepast
worden aan de noden en behoeften
van ouderen, staat buiten kijf."
Annie, deelnemer

Tilly, lid van de seniorenraad: “De groep deelnemers was ook erg gevarieerd. Dat was een meerwaarde tijdens het denkmoment. Sommige deelnemers waren minder mobiel dan andere. Sommigen waren nog goed mee met de huidige technologie, anderen niet. Dat zorgde voor verschillende visies en meningen.”

Kwamen er tijdens het denkmoment belangrijke bevindingen naar boven?

Tilly: “De meeste ouderen hopen op thuishulp te kunnen rekenen. Maar het professionele zorgaanbod is vandaag volgens de deelnemers nog te beperkt. En omdat Kinrooi een landelijke gemeente is, zijn de vervoersmogelijkheden hier bijvoorbeeld niet zo talrijk. Met het openbaar vervoer raken thuiswonende ouderen hier nergens. Burenhulp kwam daardoor veel aan bod, want de band tussen buren is in Kinrooi erg sterk. De deelnemers rekenen op hun buren om voor hen naar de winkel te gaan, wanneer ze dat zelf niet meer zouden kunnen.”

Annie: “Ook het financiële plaatje kwam ter sprake. Sommige deelnemers stonden er wel voor open om te verhuizen naar een woonzorgcentrum, maar ze kunnen dat simpelweg niet betalen. En ook thuiszorg is voor velen te duur.”

Emiel: “Zaken als een zorgrobot of sensoren? Daar waren de meeste deelnemers twijfelachtig over. Vooral omdat technologie een negatieve connotatie heeft. Want de bankkantoren in Kinrooi verdwijnen bijvoorbeeld, waardoor sommigen niet meer aan bankbiljetten geraken. Alles moet tegenwoordig digitaal, en dan zorgt bij velen voor angst.”

Annie: “Klopt. Maar ik sluit niet uit dat we daar ooit anders over zullen denken. We staan er nu nog niet voor te springen. Maar wie weet welke mogelijkheden technologie ons in de toekomst kan bieden, wanneer we zorgnoden krijgen?”

Gaat de ouderenraad aan de slag met de input van het denkmoment?

Annie: “Zeker. En het denkmoment heeft ook veel zaken bevestigd, die we eigenlijk al wisten. Zoals reeds gezegd, gaven veel ouderen aan dat ze in hun eigen woning ouder willen worden. En velen hechten belang aan burenhulp. De gemeente heeft al een waardevol project lopen dat daarop inzet. Met het project ‘Buurtgezellen’ bezoeken we thuiswonende 75-plussers, 80-plussers én 90-plussers. Tijdens die bezoeken gaan we in op hun noden en behoeften. Ook de nood aan thuiszorg komt daar dus aan bod. En dankzij die bezoekjes wordt het netwerk van thuiswonende ouderen aangesterkt. Het denkmoment toonde aan dat we dat project zeker moeten verderzetten. En Kinrooi profileert zich als dementievriendelijke gemeente, ook daar willen verder mee aan de slag. Er is hier ook een woonzorgcentrum dat ouderen met zware zorgnoden goed verzorgt.”

Emiel: “Klopt. Het woonzorgcentrum in Kinrooi is echt een goed woonzorgcentrum. Mochten we ooit moeten verhuizen, dan is het wel fijn om te weten dat ons woonzorgcentrum veel doet voor de bewoners. Ook dat gaven de deelnemers aan: we worden het liefst ouder in onze eigen woning, maar als we moeten verhuizen zijn er veel goede alternatieven.”

Annie: “Zo wonen er ook ouderen in kangoeroewoningen. En er zijn enkele cohousingsinitiatieven. Door het denkmoment heb ik over die alternatieve woonvormen nagedacht, en ik sta er wel voor open om ooit naar zo’n woning te verhuizen. Maar omdat tijdens het denkmoment bleek dat niet iedereen die woonvormen goed kent, suggereerde de seniorenconsulent om met de ouderenraad eens een cohousingsproject te bezoeken.”

"Het is waardevol om mensen
te laten praten en nadenken over de zorg."
Tilly, deelnemer

Zou je anderen aanraden om ook een denkmoment te organiseren?

Tilly: “Ongetwijfeld. Zelfs al ga je als organisatie of raad niet met de input van het denkmoment aan de slag, het is waardevol om mensen te laten praten en nadenken over de zorg. En dankzij zo’n denkmoment laat je de mensen ook kennismaken met alle zorg- en ondersteuningsvormen die er zijn.”

Emiel: “Ik vind het belangrijk dat er zowel ouderenraden uit een landelijke omgeving, als ouderenraden uit een stedelijke omgeving denkmomenten organiseren. Kinrooi is bijvoorbeeld een landelijke gemeente, dus de resultaten van ons denkmoment zullen niet te vergelijken zijn met de resultaten van een raad uit een stedelijke regio. De noden van de ouderen komen misschien wel overeen, maar de oplossingen zullen vermoedelijk verschillen. Dat kan interessante visies opleveren.”

"Ik vind het belangrijk dat er zowel ouderenraden
uit een landelijke als uit een stedelijke
omgeving denkmomenten organiseren."
Emiel, deelnemer

Deelnemers Emiel en Tilly

Organiseer ook een denkmoment

Geprikkeld? En wil je net zoals de ouderenraad van Kinrooi zelf een denkmoment organiseren met je ouderenraad, dienstencentrum, vereniging, stad of gemeente? De Vlaamse Ouderenraad ontwikkelde een leidraad voor groepen, die je een houvast biedt tijdens het voorbereiden en begeleiden van een denkmoment. Alle informatie over het organiseren van een denkmoment, vind je hier.

Blog

LDC ADO Icarus doet ouderen stilstaan bij toekomstige zorg- en woonvormen

22-05-2023

Deelnemers Linda (links) en José (midden) en begeleider Niklas (rechts). 

Omdat we met onze campagne ‘Bepaal je eigen verhaal’ zoveel mogelijk ouderen willen bereiken, roepen we lokale dienstencentra, ouderenraden, (ouderen)verenigingen, steden en gemeenten en andere organisaties op om denkmomenten te organiseren.

En die oproep ging niet onopgemerkt voorbij. Onder andere het Lokaal Dienstencentrum ADO Icarus in Neder-Over-Heembeek pikte onze vraag op en organiseerde recent zo’n denkmoment. Begeleider Niklas en deelnemers José (82) en Linda (71) vertellen ons graag hoe dat verliep en waarom het zo leerrijk was.

Waarom vonden jullie het waardevol om mee jullie schouders te zetten onder de campagne?

Niklas, begeleider: “In ons LDC werken er veel oudere vrijwilligers. Zowel zij als de bezoekers van ons LDC vinden het belangrijk dat er naar hen geluisterd wordt. Niet enkel op lokaal niveau, maar ook op beleidsniveau. Het denkmoment van de Vlaamse Ouderenraad leek de ideale manier om hun stem bij beleidsmakers te laten horen. Ik ben student maatschappelijk werk in het LDC en zag het wel zitten om het denkmoment te organiseren en te begeleiden. De leidraad die de Vlaamse Ouderenraad ontwierp ter ondersteuning, was een fantastisch hulpmiddel. Ik vond alle nodige informatie voor de begeleiding en ook veel tips & tricks om alles in goede banen te leiden. Ook het communicatiemateriaal – om over het denkmoment te communiceren – hebben we kunnen gebruiken.”

"De bezoekers vinden het belangrijk
dat er naar hen geluisterd wordt.
Niet enkel op lokaal niveau,
maar ook op beleidsniveau.
Het denkmoment is de ideale manier
om hun stem te laten horen."

Niklas, begeleider

“Deelnemers vinden was niet moeilijk. De vrijwilligers waren meteen enthousiast om aan het denkmoment te participeren. Maar door omstandigheden haakten er enkele deelnemers op het laatste moment af. Binnenkort organiseren we daarom een tweede denkmoment, om ook hen nog een kans te geven om hun visie over de ouderenzorg te delen.”

Dachten jullie voor het denkmoment al veel na over de ouderenzorg?

Linda, deelnemer: “Ik wel. Door een val op de bus ben ik binnen afzienbare tijd invalide. Ik krijg dus al hulp aan huis. Nadenken over hoe ik mijn zorg het best kan organiseren, doe ik dan ook geregeld. Zeker omdat ik hoop dat ik nog lang in mijn eigen woning zal kunnen blijven wonen, ook al heb ik zorgnoden. De ervaringen die ik nu al heb, heb ik meegenomen in het denkmoment.”

José, deelnemer: “Ik ben al meer dan tien jaar vrijwilliger in LDC ADO Icarus. Ik kom dus met veel ouderen in contact en hoor veel verhalen. Daarnaast ben ik ook vrijwilliger bij ‘De Ziekenpastoraal’ in Neder-Over-Heembeek – waarvoor ik geregeld bij zieke mensen thuis langsga – en bij Accolage, een lokaal burenhulpnetwerk. Dat ik de verhalen van al die mensen kon meenemen in het denkmoment, vond ik erg waardevol. En door het denkmoment leerde ik mij ook inleven in de situaties van anderen. Wanneer ik nu op ziekenbezoek ga, kan ik situaties en signalen van mensen beter inschatten.”

 "Ik kom met veel ouderen in contact
en hoor veel verhalen.
Die verhalen meenemen in het denkmoment,
vond ik erg waardevol."

José, 82 jaar

“Mijn overleden zus had dementie, ook bij haar zorgverhaal was ik dus betrokken. Maar nadenken over mijn eigen toekomst, wanneer ik zorgnoden zou krijgen? Dat deed ik eigenlijk nooit. Dat het denkmoment mij liet nadenken over mijn eigen situatie, vind ik dan ook erg goed. Ik sta nu meer stil bij welke vormen van hulp er bestaan, en op welke vormen ik een beroep zou doen, mocht ik zorgbehoevend worden. Sinds het denkmoment ben ik mij ook veel meer bewust van wat er anders of beter kan.”

Was de informatie die tijdens het denkmoment naar boven kwam waardevol voor het dienstencentrum zelf?

Niklas: “Enorm. Uit het denkmoment bleek bijvoorbeeld dat er weinig ouderen zijn die weten welke vormen van hulp er bestaan. Daar willen we op inzetten, want als Lokaal Dienstencentrum is het onze job om de levenskwaliteit van ouderen te verhogen. Daarom nodigen we sinds het denkmoment vaak hulporganisaties uit om hun werking te komen toelichten in het dienstencentrum. Zo laten we mensen vroeger nadenken over hulpvormen, én zo leren ze ook organisaties en hulpvormen kennen.”

“Daarnaast kenden de deelnemers weinig over alternatieve woonvormen. Na het denkmoment gingen we daarom met een groepje ouderen langs bij een cohousingproject in de buurt. Zo leren ze de woonvorm niet alleen kennen, ze zien ook meteen hoe het wonen, leven en zorg in die woonvorm eraan toegaat. Dat is een verrijkende ervaring die hen kan helpen om, wanneer het nodig is, keuzes te maken.”

Organiseer ook een denkmoment

Geprikkeld? En wil je net zoals LDC ADO Icarus zelf een denkmoment organiseren met je dienstencentrum, ouderenraad, vereniging, stad of gemeente? De Vlaamse Ouderenraad ontwikkelde een leidraad voor groepen, die je een houvast biedt tijdens het voorbereiden en begeleiden van een denkmoment. Alle informatie over het organiseren van een denkmoment, vind je hier.

Denkmoment Sankaa vzw
Blog

Sankaa vzw brengt diverse Brusselse ouderen samen tijdens denkmoment

11-05-2023

De campagne ‘Bepaal je eigen verhaal’ wil élke oudere betrekken in het debat over de toekomst van de ouderenzorg. Ook ouderen met een migratieachtergrond.

Om hun stem te laten weerklinken in de campagne, kregen we de hulp van Sankaa vzw, een organisatie die verenigingen verbonden met de Afrikaanse gemeenschappen en verenigingen met een thematische werking overkoepelt. Sankaa bracht een aantal van haar leden samen tijdens een denkmoment met Brusselse senioren. Hoe dat verliep? Dat lees je hier! 

Deelnemers engageren? Geen probleem. 

De eerste stap wanneer je een denkmoment wilt organiseren? Deelnemers engageren. Maar die klus was voor Sankaa snel geklaard. “Veel ouderen uit ons netwerk gaven aan dat ze eerder al nadachten over ‘ouder worden’ en de ‘ouderenzorg’. Ze waren dan ook snel bereid om in groep mee na te denken over de toekomst van de ouderenzorg”, vertelt begeleider van het denkmoment Omar Nahas, educatief medewerker bij Sankaa vzw. Bovendien spreken de leden van Sankaa graag vanuit hun eigen ervaringen, en niet enkel via een vragenlijst. “De leidraad van de Vlaamse Ouderenraad biedt een perfecte mix van de twee." 

“Veel ouderen uit ons netwerk gaven aan
dat ze eerder al nadachten over ‘ouder worden’ en de ‘ouderenzorg’.
Ze waren dan ook snel bereid
om in groep mee na te denken.”

Omar Nahas, educatief medewerker bij Sankaa vzw

Brunch & Talk 

Het denkmoment werd onder de noemer ‘Brunch & talk’ gekoppeld aan een gezellige brunch. Dat zorgde voor een ontspannen sfeer. Edna Lamnte, onderzoekster bij Sankaa vzw, was ook aanwezig als begeleider. Zij vertaalde voor sommige deelnemers de vragen van het Nederlands naar het Engels. Want een deel van de aanwezigen was de Nederlandse taal niet machtig.

“De taaldiversiteit zorgde voor grappige, aangename en leerrijke taferelen”, vertelt Nahas. “Zo wisten sommige aanwezigen niet wat een Kangoeroewoning was, en ook van een hulprobot hadden velen nog nooit gehoord. Daarbij vroegen sommigen zich af of een robot de menselijke warmte kan vervangen."

 

Brunch & Talk (© Sankaa vzw)

Boeiende gesprekken dankzij de leidraad  

Het denkmoment bracht belangrijke inzichten naar boven. “We ondervonden tijdens het gesprek dat eten en drinken uit de eigen cultuur heel belangrijk zijn. Niet enkel voor Afrikaanse gemeenschappen, maar voor verschillende culturele gemeenschappen”, zegt Nahas. “De deelnemers van het denkmoment zijn er bovendien van overtuigd dat het integreren van Afrikaanse ingrediënten in de keukens van woonzorgcentra, ook voor mensen zonder Afrikaanse achtergrond een verrijking zou zijn. Want Afrikanen drinken bijvoorbeeld specifieke drankjes om een hoge bloeddruk tegen te gaan en diabetes onder controle te houden.” 

“Sommige deelnemers staan twijfelachtig
tegenover een verhuis naar een woonzorgcentrum,
anderen staan daar eventueel wel voor open.
En het liefst van al is dat een woonzorgcentrum met een mix van culturen."

Omar Nahas, educatief medewerker bij Sankaa vzw

Maar niet enkel de typische keuken zorgde voor een interessant gesprek. Ook de vragen over toekomstige woonsituaties wakkerden boeiende gesprekken aan. “Sommige deelnemers staan twijfelachtig tegenover een verhuis naar een woonzorgcentrum, anderen staan daar eventueel wel voor open. En het liefst van al is dat een woonzorgcentrum met een mix van culturen. Een plek waar één culturele gemeenschap samenwoont, daar voelen de deelnemers niets voor. Voorwaarde is wel dat de bewoners naar het toilet mogen, wanneer zij dat willen. En de deelnemers willen geen vast dagprogramma, ze willen vrij kunnen zijn”, legt Nahas uit. “Maar ook thuiszorg via een professionele hulpverlener is voor veel deelnemers een optie. Net zoals vrijwilligers uit de buurt en uit hun eigen gemeenschap.” 

© Sankaa vzw

Aan de slag met de resultaten  

“Voor de deelnemers was dit denkmoment erg waardevol”, benadrukt Nahas. “Dankzij dit initiatief worden ze zich meer bewust van het thema zorg, het belang van een goede ouderenzorg, en van welke mogelijkheden er allemaal zijn.”  

“Dankzij dit initiatief worden de deelnemers
zich meer bewust van het thema zorg,
het belang van een goede ouderenzorg,
en van welke mogelijkheden er allemaal zijn.” 

Omar Nahas, educatief medewerker bij Sankaa vzw

Of de resultaten van de test ook voor de medewerkers van Sankaa vzw nuttig zijn? “Echt wel”, zegt Nahas. “Er zijn veel waardevolle zaken naar boven gekomen. We gaan hier als organisatie zeker mee aan de slag.” 

Organiseer ook een denkmoment

Geprikkeld? En wil je net zoals Sankaa vzw zelf een denkmoment organiseren met je vereniging, stad, gemeente of ouderenraad? De Vlaamse Ouderenraad ontwikkelde een leidraad voor groepen, die je een houvast biedt tijdens het voorbereiden en begeleiden van een denkmoment. Alle informatie over het organiseren van een denkmoment, vind je hier. 

Blog

Rik en Fred pasten hun eigen woning aan

10-05-2023

Uit cijfers blijkt dat 5% van de 65-plussers in een woonzorgcentrum woont. 95% van de ouderen woont dus in een eigen huis, een assistentiewoning, een cohousinginitiatief, een kangoeroewoning of een zorgwoning. Belangrijk is dan natuurlijk dat de woning is aangepast aan de veranderende noden en behoeften van de oudere bewoner. Wie minder mobiel wordt, heeft het bijvoorbeeld moeilijk met trappen of drempels in de woning. Voor anderen wordt het moeilijk om een bad in te stappen.  

Daarom kiezen sommige ouderen ervoor om hun eigen woning tijdig aan te passen. Bijvoorbeeld door een traplift te installeren of door het bad te vervangen door een inloopdouche. Anderen beslissen dan weer om hun woning te verkopen, en te investeren in een toegankelijke manier van wonen.  

De Vlaamse Ouderenraad ging in gesprek met Rik (73) en Fred (68). Allebei dachten ze tijdig na over de plek waar ze ouder willen worden.

Rik (73) liet zijn woning ombouwen tot een cohousinginitiatief 

Ouder worden in een gezinswoning met veel te veel slaapkamers en een badkamer op de eerste verdieping? Rik en zijn vrouw vonden het maar niks. Daarom beslisten ze om hun woning te laten verbouwen tot een cohousinginitiatief. Hun woning kan nu bewoond worden door henzelf, én door twee extra gezinnen.  

Rik: “Mijn vrouw en ik wonen al meer dan 40 jaar in Diegem, een dorp in Vlaams-Brabant. We woonden in een halfopen rijwoning van een witloofboer, met veel bergruimte en zelfs een schuur en aanpalende stalling. Een plek die met andere woorden veel te groot was geworden. Daarom stelden we onszelf een tijdje geleden de vraag: blijven we hier wonen, of verkopen we ons huis en gaan we elders wonen?” 

Cohousing met drie woningen 

“Enkele jaren geleden verbouwden we al een deel van ons huis tot een aparte woning, waar er een jong gezin introk. Op al die jaren was dat gezin echt familie van ons geworden. Als we ons huis zouden verkopen, zouden ook zij moeten verhuizen, want zij huurden bij ons. En we konden het goed met elkaar vinden, dus we kregen al snel het idee om onze woning tot een echt cohousinginitiatief te verbouwen. Het woongedeelte van het gezin werd groter gemaakt én vernieuwd. Bovendien was er voldoende plaats voor een derde wooneenheid, een gemeenschappelijke speel-en werkruimte en logiesruimte voor gasten. En wij? Wij verbouwden onze eigen eenheid tot een gezellige gelijkvloerse woning, zonder trappen en een nieuwe badkamer met inloopdouche.” 

"Wij verbouwden onze eigen eenheid
tot een gezellige gelijkvloerse woning,
zonder trappen en een nieuwe badkamer
met inloopdouche"

Rik, 73 jaar

“Onze woning en dat van het gezin dat al bij ons woonde is al klaar. Maar de werken aan de derde wooneenheid en aan de gemeenschappelijke ruimtes zijn momenteel nog bezig. We hopen dat het nu snel vooruit gaat, zodat er spoedig nog een gezin zal kunnen intrekken.” 

Gemeenschappelijke ruimtes 

“De drie woningen hebben elk een aparte voordeur en slaapkamers, en een aparte badkamer, keuken en woonruimte. Maar tussen de drie woningen bevindt er zich een gemeenschappelijke ruimte. Daar staat nu al een kickertafel, waar de kinderen zich op kunnen uitleven. De ruimte is echt bedoeld voor gemeenschappelijke activiteiten, maar hij kan ook gebruikt worden voor privéfeestjes. Aansluitend op de gemeenschappelijke ruimte, is er ook een garage die door ons allemaal wordt gebruikt. En boven onze gelijkvloerse woning is er een gemeenschappelijke logiesruimte met twee slaapkamers en een badkamer.” 

“Dankzij de renovatiewerken, kan ik zorgeloos uitkijken naar de toekomst. Zowel mijn vrouw als ik hopen dat we hier lang zullen kunnen blijven wonen. Als we ooit zorgnoden krijgen? Dan rekenen we op thuiszorg. Want we zijn ervan overtuigd dat dat als aanvulling op een aangepaste woning, perfect kan werken.” 

Netwerk vlakbij 

“Dat we binnenkort cohousen met twee andere gezinnen, stelt ons ook gerust.  Natuurlijk lopen we de deuren niet bij elkaar plat, we hebben elk ons eigen leven, maar we zullen niet alleen oud worden. Mocht er iets zijn, dan kunnen we altijd op hen rekenen. Ook dat is belangrijk, wanneer je hoopt ouder te worden in je eigen woning: ervoor zorgen dat je een netwerk hebt vlakbij. We kunnen trouwens niet enkel op onze huisgenoten rekenen. Ook de familie van het gezin dat bij ons woont, draagt ons op handen. Zij hebben een migratieachtergrond en hangen erg sterk aan elkaar. En ze zien ons ondertussen ook als familieleden.” 

“Daarenboven hebben we ook nagedacht of we de locatie van ons wooninitiatief goed vinden. In onze eigen wijk is er niks, maar we kunnen wel naar alle basisvoorzieningen fietsen. Er passeren hier trouwens ook ongelooflijk veel bussen die we kunnen nemen naar winkels, dokters, tandartsen en noem maar op. Een vervoersoptie waar we al gretig gebruik van hebben leren maken. Mochten we ooit minder mobiel worden, is het openbaar vervoer dus zeker een eerste redplank. Zonder die optie, zouden we er misschien niet voor gekozen hebben om hier te blijven wonen.” 

Juridische problemen 

“De enige zorg die we momenteel nog hebben? De juridische kant van het verhaal. De gemeente heeft - na een lang aanvraagtraject - een bouwvergunning voor ons cohousingproject uitgereikt. Daarbij werden ons een aantal strikte voorwaarden opgelegd. Omdat de gemeente niet zo bekend is met soortgelijke projecten, hebben we ons woonproject tal van keren opnieuw moeten aantonen en verdedigen.” 

“We zouden van onze cohousing nu graag een coöperatief woonproject maken (een woonvorm waarbij bewoners investeren in aandelen en zo mee eigenaar worden van een woning, red.). We willen niet dat wij alleen eigenaar blijven van de woning, en dat de gezinnen bij ons huren. We willen dat de gezinnen volwaardig kunnen participeren. Want wat met hun woonzekerheid als wij er niet meer zijn? Het gezin dat al bij ons woonde, heeft bijvoorbeeld zelf een nieuwe keuken bekostigd. Het is dus maar logisch dat ze zelf mede-eigenaar zouden kunnen worden. We zijn dat plan volledig aan het onderzoeken, maar stellen vast dat er nog een lange (juridische) weg afgelegd moet worden, mocht het beleid woonalternatieven echt willen stimuleren.” 

Fred (68) installeerde een traplift in zijn eigen woning 

De aanpassingen die Fred in zijn woning liet uitvoeren, hadden een belangrijke reden. Dertig jaar geleden kreeg hij namelijk de diagnose ‘neuropathie’. Een neurologische stoornis die als gevolg van zenuwbeschadiging leidt tot chronische pijn. Fred voelt zich vaak ziek, en ook zijn mobiliteit nam de laatste jaren sterk af. Daarom beslisten hij en zijn vrouw om enkele aanpassingen door te voeren in de woning.   

Fred: “Ik woon al meer dan dertig jaar in een rijhuis in Ekeren. Een ruime woning, waarin ook mijn kinderen zijn opgegroeid. Helaas was de woning niet zo toegankelijk voor minder mobiele mensen. Wilde ik naar mijn slaapkamer of naar mijn kelder? Dan moest ik telkens trappen doen. Toen ik zo’n tien jaar geleden een serieuze val maakte van de trap, opende dat mijn ogen: mijn woning was niet meer veilig voor mij. Dus beslisten we om twee trapliften te installeren. Eentje die mij van het gelijkvloers tot de zolder brengt, en eentje waarmee ik naar de kelder kan.” 

Thuiszorgondersteuning 

“Maar niet alleen de trappen in de woning vormden een probleem. Ook mijn badkamer was niet toegankelijk. Dus we lieten een ruime inloopdouche installeren. En omdat onze vloer op het gelijkvloers veel drempels had, lieten we die uitbreken en een betonnen gietvloer leggen. De vloer is nu volledig vlak, waardoor ik minder struikel. Ik verplaats mij buitenshuis trouwens al jaren met een seniorenscooter. Ook de deur naar de garage hebben we laten verbreden, waardoor ik er met mijn scooter makkelijk in en uit kan. En ook de tuin is heraangelegd, zodat er geen drempels meer zijn.” 

“Door mijn neuropathie kan ik niet alles meer zelf doen. Ik ben snel moe en ik kan mij niet goed meer verplaatsen. Daarom gebruik ik in huis een rollator. En enkele keren per week komt thuiszorg langs om mij helpen tijdens het douchen. Verder heb ik het geluk dat ik mijn vrouw nog heb, zij kan mij helpen waar nodig. En mijn dochter is ergotherapeut. Ook op haar kan ik dus rekenen.” 

"Als het ooit moet,
dan verhuis ik naar een plek
waar ik uitgebreidere zorg kan krijgen"

Fred, 68 jaar

Ooit verhuizen 

“Of ik hoop dat ik dankzij die aanpassingen en thuiszorg nog lang in mijn huidige woning kan blijven wonen? Ja. Maar ik ben ook realistisch. Ik ben zwaar ziek, en als mijn toestand erop achteruit zou gaan, dan zal ik waarschijnlijk moeten verhuizen. Hier in de buurt zijn er bijvoorbeeld weinig basisvoorzieningen. Ik ga nu naar de supermarkt met mijn scooter, maar stel dat dat ook niet meer lukt? De bus nemen kan ik niet, want ik heb geen stabiliteit meer. Als het ooit moet, dan verhuis ik naar een assistentiewoning of een woonzorgcentrum, waar ik uitgebreidere zorg kan krijgen. Daarover piekeren doe ik niet, ik zal mij daar ook wel thuis voelen, zeker?” 

Gebrek aan terugbetalingen 

“Ik ben dankbaar dat ik alle aanpassingen in mijn woning heb kunnen doen, waardoor ik nu een comfortabel leven leid. Zowel mijn traplift als de aanpassingen in de badkamer werden door het VAPH terugbetaald, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap dat budgetten en tegemoetkomingen toekent.” 

“Weet je waar ik wél van wakker lig? Alleen mensen met een handicap hebben recht op die tegemoetkomingen en terugbetalingen. Ouderen niet. Ben je 65-plus en neemt je mobiliteit af? Dan moet je zelf voor alle kosten opdraaien. Maar ook 65-plussers moeten het recht hebben op het installeren van een traplift of het plaatsen van een inloopdouche. Zonder tegemoetkoming, zijn die aanpassingen bijna onbetaalbaar.” 

(Foto: de woning van Rik, die wordt verbouwd tot een cohousingproject)

Ook Pierre (76), Jos (78) en Kathleen (71) dachten tijdig na over later en kozen voor een verhuis. Je vindt hun getuigenissen hier.  

Blog

Pierre, Jos en Kathleen dachten vroeger na over later en verhuisden

09-05-2023

© Jos Thorrez

Uit cijfers blijkt dat 5% van de 65-plussers in een woonzorgcentrum woont. 95% van de ouderen woont dus in een eigen huis, een assistentiewoning, een cohousingsinitiatief, een kangoeroewoning of een zorgwoning. Belangrijk is dan natuurlijk dat de woning is aangepast aan de veranderende noden en behoeften van de oudere bewoner. Wie minder mobiel wordt, heeft het bijvoorbeeld moeilijk met trappen of drempels in de woning. Voor anderen wordt het moeilijk om een bad in te stappen.  

Daarom kiezen sommige ouderen ervoor om hun eigen woning tijdig aan te passen. Bijvoorbeeld door een traplift te installeren of door het bad te vervangen door een inloopdouche. Anderen beslissen dan weer om hun woning te verkopen, en te investeren in een toegankelijke manier van wonen.  

De Vlaamse Ouderenraad ging in gesprek met Pierre (76), Jos (78) en Kathleen (71). Alle drie dachten ze tijdig na over de plek waar ze ouder willen worden.  

Pierre (76) verhuisde van een huis naar een appartement 

Pierre woonde lang in een gezinswoning aan de rand van Hasselt. Er waren voldoende voorzieningen op fietsafstand, en het huis onderhouden lukte nog prima. Toch besloten Pierre en zijn vrouw drie jaar geleden om te verhuizen naar een appartement in het centrum van Hasselt. Ze voelden dat hun mobiliteit erop achteruitging, en ze wilden niet meer afhankelijk zijn van de fiets.  

Pierre: “Op het moment dat mijn vrouw en ik besloten om te verhuizen, voelden we ons fysiek nog perfect in staat om onze woning te onderhouden. En ook naar de winkels in de buurt fietsen, was geen probleem. Maar ik vond het gevaarlijk om op onze fiets te blijven vertrouwen. Want wat als onze gezondheid het plots niet meer zou toelaten? Daarom beslisten we om een appartement te kopen in het centrum van Hasselt. Bakkers, slagers, huisartsen, kledingwinkels, tandartspraktijken… Alles is nu op wandelafstand.” 

Een groene omgeving 

“Of ik er moeite mee had om te verhuizen? Nee, eigenlijk niet. De woning waar we woonden, was een huurwoning. Onze gezinswoning in de binnenstad hadden we 12 jaar daarvoor al verkocht. En de huurwoning op de rand van de stad zou op termijn sowieso problemen opleveren als we ons naar basisvoorzieningen zouden willen verplaatsen. Het appartement waar we nu wonen, heeft trouwens een groot, groen dakterras. Daardoor heb ik niet het gevoel dat ik in de stad woon. Ik kan nog naar buiten gaan en genieten van de natuur. En ons appartement is ruim. We hebben twee slaapkamers, een badkamer met inloopdouche, een keuken en een living. Natuurlijk is onze ruimte een pak beperkter dan in onze gezinswoning. Dat is aanpassen. Maar het appartement is groot genoeg voor ons tweeën.” 

"We zijn verhuisd op een
moment dat we nog goed
in ons vel zaten"

Pierre, 76 jaar

“We gaan ervan uit dat we hier nog lang samen zullen kunnen wonen. De kinderen wonen trouwens in de buurt. Mochten we ooit hulpbehoevend worden, kunnen we ongetwijfeld op hen rekenen. En ook onze vrienden en kennissen wonen allemaal vlakbij. Dat is een voordeel aan in de stad wonen: iedereen kan hier makkelijk langskomen. En natuurlijk zijn er genoeg hulpinstanties in de buurt, waarop we een beroep kunnen doen mocht het nodig zijn.” 

Belang van grote ruimtes 

“Ik ben zeer tevreden dat we de stap hebben gezet. We zijn verhuisd op een moment dat we nog goed in ons vel zaten. We voelen ons nog gezond en jong. Verhuizen op een moment dat ik al tal van zorgnoden heb? Dat zou ik niet meer zien zitten. Doordat we onze eerste gezinswoning verkocht hebben, hebben we het trouwens ook op financieel vlak nooit moeilijk gehad.” 

“Toch vind ik dat de overheid ervoor moet zorgen dat ook mensen die op de rand van een stad wonen, makkelijk naar alle voorzieningen kunnen. Door bijvoorbeeld extra te investeren in het openbaar vervoer en andere vervoersopties. Ik vind bovendien dat nieuwbouwwoningen meteen toegankelijk gemaakt moeten worden. Ons appartement had bijvoorbeeld een ligbad, wij hebben er zelf voor gekozen om dat te vervangen door een inloopdouche. En de inkom van ons appartement heeft een drempel. Als mijn vrouw of ik ooit een rolstoel nodig hebben, zullen we die drempel moeten wegwerken. Daarnaast moet er ook meer aandacht zijn voor groen in en rond woningen. Mocht mijn appartement geen ruim dakterras hebben? Dan had ik het nooit gekocht!” 

Jos (78) liet een bungalow bouwen in zijn eigen tuin 

Negen jaar geleden besliste Jos om een bungalow te laten bouwen – een woning met alleen een benedenverdieping. Het huis waar hij en zijn vrouw woonden was veel te groot, en de slaap- en badkamer bevonden zich op de bovenverdieping. En omdat ze een grote tuin hadden, beslisten ze om de nieuwe woning daar te plaatsen.   

Jos: “Mijn vrouw en ik waren gelukkig in ons huis in Rotselaar. Maar negen jaar geleden werd het tijd om onze oubollige badkamer te verbouwen. Alleen: de bouwwerken zouden zo ingrijpend zijn, dat we begonnen te twijfelen over het nut ervan. Ons huis was erg onpraktisch ingedeeld. Voor elke verplaatsing in huis, moesten we minstens drie trappen doen. Ook mijn schoonvader van 99 jaar, die in een rolstoel zat, kon zich amper nog verplaatsen in onze woning. Wilden we hier wel oud worden?” 

Bouwen in eigen tuin 

“Eén van onze kinderen suggereerde om een nieuw huis te laten bouwen. In onze eigen tuin, want enkele jaren daarvoor hadden we een extra stuk grond naast onze woning kunnen kopen. Zo gezegd, zo gedaan. De nieuwe woning is een bungalow en volledig aangepast aan onze veranderende noden. De deuren zijn allemaal rolstoeltoegankelijk, we hebben een inloopdouche en nergens drempels. Bovendien hebben we nu ook een warmtepomp, waar we amper onderhoud aan hebben. Een groot verschil met onze vorige woning, want daar verwarmden we nog met stookolie.” 

"De nieuwe woning is een bungalow
en volledig aangepast aan onze
veranderende noden"

Jos, 78 jaar

“Onze bungalow is energiezuinig, en daardoor kregen we vijf jaar lang een halvering van de onroerende voorheffing. Dat wil zeggen dat onze jaarlijkse belasting een pak lager was dan vroeger. We hadden een goed contact met onze architect, en hij heeft ons geholpen met het in orde brengen van onze papieren. Binnenkort laten we nog zonnepanelen plaatsen, om onze energiefactuur te drukken. En onze vorige woning? Die hebben we verkocht. De stukken grond waren opgedeeld in twee kavels, en hebben dus een apart huisnummer.” 

Meer comfort, weinig onderhoud 

“We hebben ooit getwijfeld om een appartement te kopen in het centrum van Leuven, maar dat zou voor ons een duurdere keuze geweest zijn én we wonen hier erg graag. Onze kinderen en kleinkinderen wonen in de buurt en komen regelmatig langs. En we hebben alle voorzieningen in de buurt. Ik kan te voet naar de huisarts gaan, en alle winkels zijn bereikbaar met de fiets. En wanneer fietsen niet meer zou lukken? Dan kan ik mij verplaatsen met het openbaar vervoer. Elk half uur passeert hier vlakbij een bus” 

“Ik ben blij dat we enkele jaren geleden deze stap gezet hebben. Onze woning is voorzien van alle comfort, én makkelijk te onderhouden. Sinds we verhuisd zijn, heb ik veel minder zorgen. Het enige minpuntje? We hebben nog steeds een vrij grote tuin, die veel onderhoud vraagt. Mijn vrouw maakt zich daar zorgen over. Ikzelf zie voorlopig geen probleem. Ik vind het heerlijk om te werken in mijn kruidentuin, en haal daar enorm veel energie uit. En wanneer ik bezig ben in de tuin, stoppen voorbijgangers vaak om een babbeltje te maken. Ook daar geniet ik van.” 

Kathleen (71) verbouwde een rijwoning in de stad  

Toen ze 60 werd, beslisten Kathleen en haar partner om te verhuizen. Ze verlieten hun woning aan de rand van Ieper, en verhuisden naar het centrum. De enige voorwaarde voor de nieuwe woning? Er moest veel groen in de omgeving zijn.   

Kathleen: “Ik ben vroeg gestart met na te denken over later. Ik werkte in de thuisverpleging, en ik kwam vaak bij mensen thuis die de moed niet meer hadden om te verhuizen. Ook al woonden ze in een volledig onaangepaste woning. Dat ik op tijd ging verhuizen, stond dan ook buiten kijf. Ik wilde graag in Ieper blijven, want ik ben actief in tal van verenigingen en organisaties. Mijn vrijetijdsbesteding wilde ik niet stopzetten.”  

Zomeravonden in de tuin  

“Mijn nieuwe woning bevindt zich in het centrum van de stad. Ik ben dus in mijn vertrouwde omgeving gebleven, én ik vind alle basisvoorzieningen op slechts 100 meter van mijn deur. Ik wilde ook in een rijhuis wonen, omwille van het gevoel van veiligheid. Doe ik mijn rolluiken een dag niet omhoog? Dan zullen mijn buren onmiddellijk komen vragen of er iets is. En ik moet mijn huis minder verwarmen, want ik profiteer mee van de warmte van mijn buren.”  

"Ik ben in mijn vertrouwde omgeving
gebleven, én ik vind alle basisvoorzieningen
vlakbij"

Kathleen, 71 jaar

“Ik woon dan misschien in het centrum, toch heb ik nog veel groen rondom mij. Mijn huis heeft een gezellige tuin, waar ik op zomeravonden vleermuizen spot en geniet van een glaasje wijn. Ik woon ook vlak bij een wandelpad, dat je volledig rond de stad laat wandelen.”  

Inloopdouche en huislift  

“Twintig jaar geleden was ik slachtoffer van een arbeidsongeval. Sindsdien zit ik in een rolwagen. Toch hebben mijn man en ik er opnieuw voor gekozen om een huis met verdiepingen te kopen, want we hechten veel belang aan ruimte. De nieuwe woning werd bij de vorige bewoners verwoest door een brand. We moesten de woning dus volledig verbouwen. Daardoor hadden we wel carte blanche, en konden we alle aanpassingen doorvoeren die we wilden. We hebben bijvoorbeeld een huislift geïnstalleerd, waardoor ik moeiteloos met mijn rolwagen naar boven kan. Ook onze badkamer is ruim, en we hebben een bad met handgrepen én een inloopdouche.”  

“Andere vormen van ondersteuning heb ik voorlopig nog niet nodig. Mijn partner kan mij helpen waar nodig, en verder probeer ik zoveel mogelijk zelfstandig te doen. Ik word niet graag geholpen (lacht).”  

Recht op tegemoetkomingen  

“Omdat ik invalide ben door een arbeidsongeval, heb ik het geluk dat mijn verzekeringsmaatschappij de aanpassingen in mijn woning heeft vergoed. En dankzij mijn verzekering heb ik ook een aangepaste wagen kunnen kopen. Ook via het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap kon ik enkele tegemoetkomingen krijgen. Andere mensen hebben dat geluk niet, en moeten zelf voor alle kosten opdraaien. Want wist je dat je enkel een tegemoetkoming kan vragen aan het VAPH, wanneer je bij je eerste ondersteuningsvraag jonger bent dan 65 jaar? Heel veel mensen vallen daardoor uit de boot.”  

   

(Foto's: het groene dakterras van Pierre z'n appartement (foto links) - links Jos z'n vroegere woning, rechts de bungalow waar hij nu woont (foto midden) - de huislift van Kathleen (foto rechts))

Ook Rik (73) en Fred (68) dachten tijdig na over later en maakten hun woning toegankelijk. Je vindt hun getuigenissen hier.