Skip to main content
home-page
Deel op facebook
Deel op twitter
home-page
Deel op facebook
Deel op twitter

Meer dan 3 000 ouderen geven 11 ideeën voor de toekomst van de ouderenzorg

14-03-2024
De toekomst van de ouderenzorg is vaak onderwerp van discussie. Maar dat er nauwelijks aan ouderen zélf gevraagd wordt hoe zij de toekomst van de ouderenzorg zien, daar wou de Vlaamse Ouderenraad komaf mee maken. Via de campagne ‘Bepaal je eigen verhaal’ kregen ouderen de kans om hun wensen en verwachtingen voor de ouderenzorg te delen. En dat leverde duizenden reacties op.  De Vlaamse Ouderenraad publiceert tijdens de Week van de Zorg, die loopt van 11 tot 17 maart, de resultaten van de campagne in een brochure. 11 concrete ideeën voor de toekomst van de ouderenzorg worden daarin naar voor geschoven. Ideeën van ouderen zélf, telkens met een reactie van experten uit de zorgsector.

Ouderen liggen wakker van de toekomst van de ouderenzorg

“Ouderen hebben vaak het gevoel dat er boven hun hoofd beslissingen genomen worden over hun eigen toekomst. Ze willen hun identiteit en 'eigen ik' behouden, ook wanneer er zorgnoden opduiken. Wij wilden weten hoe ouderen de ouderenzorg zelf zouden hertekenen. Wat hun ideeën voor de toekomst zijn”, zegt Marijke Dheedene, directeur van de Vlaamse Ouderenraad. Daarom gaf de Ouderenraad via de campagne ‘Bepaal je eigen verhaal’ een megafoon aan 65-plussers. “En het feit dat ouderen vanaf dag één al massaal deelnamen, getuigt dat ze daarop zaten te wachten. We moeten met ouderen in gesprek gaan over dit onderwerp. Zij liggen hier duidelijk wakker van”, aldus Dheedene.

 

"Wij wilden weten hoe ouderen
de ouderenzorg zelf zouden hertekenen.
Wat hun ideeën voor de toekomst zijn.
We moeten met ouderen in gesprek gaan
over dit onderwerp. Zij liggen hier duidelijk wakker van."

Marijke Dheedene, directeur

 

“In totaal konden we rekenen op meer dan 3 000 ouderen die hun noden en verwachtingen deelden. Dat deden ze op het online platform www.bepaaljeverhaal.be, maar ook offline in kleine groepjes. Zij spreken in naam van zichzelf én van toekomstige ouderen”, klinkt het.

De Vlaamse Ouderenraad liet ook experten reageren op de ideeën en verwachtingen van de deelnemers. Onder meer gedelegeerd bestuurder van Zorgnet-Icuro Margot Cloet, professor Wim Distelmans en Zorgambassadeur Candice De Windt lieten via een opiniestuk hun licht schijnen op de ideeën van de deelnemers.

Brochure met 11 kernideeën van ouderen

De Vlaamse Ouderenraad ging aan de slag met alle ideeën, verwachtingen en reacties en komt nu met een brochure waarin 11 kernideeën voor de toekomst van de ouderenzorg centraal staan. Die ideeën gaan over zorg, maar ook over wonen, inspraak en participatie. De Ouderenraad wil hiermee beleidsmakers doen nadenken over de toekomst van de ouderenzorg.

Een van de kernideeën van de ouderen klinkt: ‘We eisen een woon- en zorgmodel op maat van iedereen’. Directeur Marijke Dheedene: “De deelnemers willen ongeacht hun etnisch-culturele achtergrond, geaardheid, financiële situatie, huidige zorgnoden of thuis- en familiesituatie beroep kunnen doen op warme, kwaliteitsvolle en betaalbare zorg.” Dat zegt ook Maggy (75), die lesbisch is en als een van de 3 000 ouderen deelnam aan de campagne: “LGBTQI+-personen maken 10% uit van de bevolking. Ook zij komen dus in aanraking met thuiszorg, zorginstellingen, lokale dienstencentra of woonzorgcentra. Maar ik merk dat er weinig medewerkers in de zorgsector zijn die echt weten hoe ze op een gepaste manier met homo- en transseksualiteit om moeten gaan.” Is een apart woonzorgcentrum voor LGBTQI+-personen dan een oplossing? “Voor mij niet”, zegt Maggy. “We moeten streven naar een inclusief verhaal."

“Uit onze bevraging kunnen we ook afleiden dat de nieuwe generaties ouderen openstaan voor de rol van technologie binnen de toekomst van de ouderenzorg”, zegt Dheedene. Een ander kernidee in de brochure van de Ouderenraad is dan ook ‘Een combinatie van mens én technologie is volgens ons mogelijk’. Zo is er Kathleen (72): “Ik ben ervan overtuigd dat slimme sensoren zeer nuttig kunnen zijn in huis, het kan een oplossing bieden om toch langer thuis te wonen, zonder dat je heel veel van je vrijheid moet afgeven.” Andere deelnemers vinden dan weer dat technologie enkel kan als aanvulling op warme, menselijke hulp en zorg.

‘Wij verkiezen een spectrum aan woonvormen’ is ook een belangrijk kernidee. “Dé oudere bestaat niet. En er is dus ook niet één woonvorm die voor alle ouderen geschikt is. Maar vandaag lijkt Vlaanderen ons slechts drie mogelijke vormen aan te bieden als we geconfronteerd worden met zorgnoden: de eigen woning, een assistentiewoning of een woonzorgcentrum”, zegt Dheedene. “Hoewel heel wat ouderen openstaan voor alternatieven zoals cohousing, lijken die initiatieven maar moeilijk van de grond te komen. Bovendien botsen ouderen die die piste willen verkennen, op heel wat drempels. Er is geen eenduidig beleidskader voor alternatieve woonvormen.” Deelnemer Rik (74) nam het heft in eigen handen: “Ouder worden in een gezinswoning met veel te veel slaapkamers en een badkamer op de eerste verdieping? Ik en mijn vrouw vonden het maar niks. Daarom beslisten we om onze woning te laten verbouwen tot een cohousinginitiatief. We kunnen er zelf wonen, samen met twee extra gezinnen. De enige zorg die we momenteel nog hebben? De juridische kant van het verhaal.”

En ook op vlak van inspraak en participatie schuiven de deelnemers van ‘Bepaal je eigen verhaal’ een aantal ideeën naar voor, zoals ‘Ook al kunnen we niet alles zelf in handen blijven houden, wij willen inspraak’. Dheedene: “De deelnemers zijn zich bewust van het feit dat de kans bestaat dat deze in de toekomst meer zorg zullen nodig hebben. En dat dat ervoor kan zorgen dat ze niet langer zelf alle keuzes kan maken. Maar anderen boven je hoofd beslissingen laten nemen? Dat zien ze niet zitten. Zij willen inspraak en persoonsgerichte zorg, ongeacht wat hun zorg- of woonsituatie is.” Deelnemer Kathleen (72): "Als thuisverpleegkundige probeerde ik er steeds op te letten dat ik patiënten niet betuttelde of beslissingen nam boven hun hoofd. Maar nu ik zelf zorg nodig heb, merk ik dat er vaak geen gesprek aangegaan wordt en men in mijn plaats keuzes maakt."

Steeds meer ouderen 

Volgens de Ouderenraad wordt het dringend tijd dat we als samenleving deze ideeën van ouderen aangrijpen en nadenken over de toekomst van de ouderenzorg. “De demografische realiteit haalt ons snel in. Op dit moment is bijna 1 op 5 mensen in Vlaanderen ouder dan 67 jaar. En dat aandeel zal blijven oplopen. Tegen 2030 zijn ongeveer anderhalf miljoen Vlamingen ouder dan 67 jaar. Dat zijn er 268 000 meer dan in 2020”, weet Marijke Dheedene.

Ook het aantal 85-plussers stijgt razendsnel. Tegen 2040 zijn dat er bijna 350 000, nog eens tien jaar later, in 2050, telt Vlaanderen op een totale bevolking van ruim 7,5 miljoen ongeveer een half miljoen 85-plussers. “En dat zal ons voor grote uitdagingen stellen”, voegt de directeur van de Vlaamse Ouderenraad nog toe. “Vanaf die leeftijd stijgt immers het risico op de nood aan zorg en ondersteuning heel sterk.”

 

“De Vlaamse overheid en de toekomstige Vlaamse regering
heeft in ons een partner om de visie op de toekomst van de ouderenzorg
verder vorm te geven.
Want binnenkort breekt een nieuwe beleidsperiode aan.
Samen met de overheid en relevante partners
willen we werken aan een sterk ouderenbeleid” 

Marijke Dheedene, directeur

  Inspiratie voor beleidsmakers

De Vlaamse Ouderenraad gaat zelf aan de slag met de uitkomst van de campagne. Maar de organisatie hoopt dat ook beleidsmakers zich erdoor laten inspireren. “De Vlaamse overheid en de toekomstige Vlaamse regering heeft in ons een partner om de visie op de toekomst van de ouderenzorg verder vorm te geven. Want binnenkort breekt een nieuwe beleidsperiode aan. Samen met de overheid en relevante partners willen we werken aan een sterk ouderenbeleid”, concludeert Marijke Dheedene.

Doorblader de brochure

Lees de brochure hieronder of download de brochure hier. 


Deze campagne kwam tot stand met de steun van de Koning Boudewijnstichting.



“Het aanbod alternatieve woonvormen is te klein voor de groeiende vraag van een steeds diverser wordende ouderenpopulatie”

20-12-2023

‘Senioren gaan samen op kot’ of ‘Drie generaties onder één dak’ zijn krantenkoppen die steeds vaker verschijnen. Nieuwe woonvormen voor ouderen zijn in trek, het thema leeft. Toch is het deel ouderen dat ervoor kiest nog eerder beperkt.

Wat begrijpen we onder deze woonvormen? Waarom zouden we hiervoor kiezen als we ouder worden? En waarom krijgen ze moeilijk voet aan de grond? An-Sofie Smetcoren is professor aan de Vrije Universiteit Brussel. Binnen de groep Society and Ageing Research Lab leidt ze verschillende projecten binnen de onderzoekslijn ‘Wonen en woonomgeving’. Ze doctoreerde in 2016 op het thema ‘ouderen en wonen’ en ook vandaag blijft dat de kern van haar onderzoek. In dit opiniestuk vertelt ze waarom alternatieve woonvormen een goede aanvulling vormen op het bestaande woonpartrimonium, en welke drempels er nog zijn ondanks de groeiende interesse.

Breed scala aan alternatieve woonvormen

Afgelopen jaren merkten we een groeiende aandacht voor alternatieve woonvormen. Zowel in de samenleving, in de media als in internationaal onderzoek. Maar het blijft een wirwar van benamingen waarover best nog veel onduidelijkheid bestaat. Ook al doen organisaties zoals bijvoorbeeld Samenhuizen vzw pogingen om daar klaarheid in te scheppen. Kortweg ligt bij dergelijke woonvormen de focus eerder op het zelfstandig wonen dan op het zorgaspect, zoals we dat kennen binnen een woonzorgcentrum of assistentiewoning. Daarnaast is in veel gevallen ook een collectieve component aanwezig en spreken we eerder van gemeenschappelijk wonen.

De meest bekende benaming is misschien wel cohousing en verwijst naar een woonvorm waar bewoners naast hun privéruimte ook bepaalde leefruimtes delen. Zo is er in deze woonvorm vaak een gedeelde keuken en woonruimte aanwezig waar bewoners enkele keren per week afspreken om samen te eten. Gelijkaardig is co-wonen. Het verschil is dat bewoners in deze woonvorm geen ‘leef’ maar eerder praktische ruimtes delen, zoals een tuin, wasruimte, werkatelier enzovoort. Zowel binnen cohousing als co-wonen worden de gedeelde ruimtes op die manier georganiseerd dat spontane interactie tussen de bewoners mogelijk wordt. De bedoeling is echt om een gemeenschap te vormen onder de bewoners: elkaar ontmoeten, leren kennen, samen activiteiten ondernemen en mogelijks elkaar uiteindelijk ook ondersteunen. Daarnaast staat het zelfbeheer van de bewoners centraal. Zij bepalen het doen en laten in de woongroep. Dergelijke woonprojecten kunnen ontstaan op initiatief van burgers, of onder leiding van een organisatie. Abbeyfield Vlaanderen zet bijvoorbeeld cohousingprojecten op voor 55-plussers, waarbij een team van gemotiveerde professionals en vrijwilligers toekomstige bewoners doorheen het traject begeleidt en ook na bewoning blijft ondersteunen.

Nog een andere bijzondere, intergenerationele, woonvorm is kangoeroewonen. Je treft er gewoonlijk niet het Australische dier aan. Wel gezinnen van verschillende generaties. Vaak de combinatie van een jonger gezin met een oudere persoon, een ouder gezin of een persoon met een handicap. Ze spreken af om gemeenschappelijk te wonen en er is extra aandacht voor een zorgrelatie die reeds aanwezig is of anticiperend op de toekomst. Vaak wordt dat in familieverband georganiseerd, maar dat is niet noodzakelijk. Minister Hilde Crevits woont op die manier samen met haar kinderen, ouders én schoonouders, en omschrijft het als ‘zelfstandig en elk apart, maar toch met elkaar verbonden’. Hieronder valt ook een zorgwoning, een specifieke vorm van gemeenschappelijk wonen die vandaag ook als enige is opgenomen in de Vlaamse regelgeving.  

 

Minister Hilde Crevits woont samen met haar
kinderen, ouders én schoonouders,
en omschrijft het als
‘zelfstandig en elk apart, maar toch met elkaar verbonden’.

 

Als bewoners samenleven onder één dak met beperkte privéruimte, doen ze aan huisdelen. Een bekende vorm van huisdelen is de woongroep, waarbij bewoners een gezinswoning delen met een eigen slaapkamer en soms een eigen badkamer. Denk aan jonge starters die samenwonen om de kosten te delen, maar ook ouderen die samenwonen om elkaar te helpen. Een andere vorm van huisdelen is de leefgemeenschap, waar mensen sterk verbonden zijn met elkaar, bijvoorbeeld door religie of een sociaal engagement. Er is echter nog een breder scala aan woonvormen en concepten dan enkel deze bovengenoemde, denk maar aan centraal wonen, gestippeld wonen en harmonica-wonen.

Niet iedereen wil ‘alleen’ thuis blijven wonen

We spreken in de internationale literatuur vaak van ‘Ageing in place’: ouderen die thuis blijven wonen. Onderzoek toont aan dat het overgrote deel van ouderen zo zelfstandig mogelijk thuis wilt blijven wonen. Maar niet voor iedereen wil dat zeggen dat dat moet in de vertrouwde gezinswoning waar iemand vaak al decennia woont.

Zo kunnen er fysieke redenen zijn waarom ouderen niet meer thuis willen wonen, bijvoorbeeld wanneer de woning niet meer aangepast is aan veranderingen in gezondheidssituatie of mobiliteit (bijvoorbeeld veel trappen in de woning). De plek waar de woning ligt kan ook een reden vormen, zo wil men misschien in de natuur of dichter bij de stad wonen. En natuurlijk spelen sociale aspecten ook een rol in de beslissing om te verhuizen, en dan zeker naar een alternatieve woonvorm waar er een zekere mate van samenleven met anderen aanwezig is. Zo kiezen heel wat ouderen voor een dergelijke woonvorm omwille van de sociale omgeving waarin iemand terechtkomt en het gevoel van veiligheid door de sociale controle die daarbij komt kijken. Want wie naar een samenhuisvorm verhuist, kiest er bewust voor om nieuwe sociale relaties op te bouwen met (nieuwe) mede-bewoners, om zorgzame relaties op te bouwen en om (in meer of mindere mate) deel te nemen aan gezamenlijke activiteiten. Onderzoek toont dat voornamelijk (maar niet uitsluitend) alleenstaanden en vrouwen zich aangesproken voelen tot deze woonvorm. Zo toont ook de getuigenis van Angele (92) tijdens de campagne Kopzorgen. Zij woont samen met zeven vrienden en vriendinnen, waaronder zes alleenstaanden en één koppel, in cohousingproject Villa de Proost in Aarschot.

 

“Ik woonde alleen in een groot huis.
Mijn kinderen kwamen af en toe langs en ik had poetshulp,
maar verder zag ik niemand.
Dankzij cohousing ben ik niet meer eenzaam.”
Angele (92)

 

Tot slot kunnen er ook ecologische of financiële redenen zijn waardoor iemand wenst om naar een alternatieve woonvorm te verhuizen. Er worden vaak heel wat dagelijkse benodigdheden in dergelijke projecten gedeeld, zoals een wasmachine, auto, tuin- en werkmateriaal. Sommige projecten hebben extra aandacht voor duurzaamheid. En er zijn ook projecten waarbij de huurprijs lager ligt dan op de klassieke huurmarkt. Sommige ouderen verkiezen dus om naar een dergelijke woonvorm te verhuizen, omdat ze onvoldoende budget of energie hebben om hun huidige woning grondig aan te passen. Toch mogen we dit niet idealiseren, want de prijs is meteen ook één van de grote struikelblokken waarom dergelijke woonvormen nog onvoldoende van de grond komen. Heel wat van deze projecten kosten namelijk behoorlijk wat geld bij de opstart.

De vraag groeit, het aanbod niet

We merken dat er een stijgende vraag is naar innovatieve woonvormen en ook verschillende onderzoeken tonen aan dat steeds meer ouderen hier interesse in hebben. De publicatie ‘Levenskeuzes op latere leeftijd bij 60-plussers’ van de Koning Boudewijnstichting geeft aan dat voor 10% van de ouderen uit hun bevraging groepswonen een optie is en 12% overweegt kangroeroewonen of zorgwonen.

Ook in ons HOUSE-project, waarin we samen met Universiteit Hasselt onderzoek voeren naar innovatieve woonconcepten, merken we de nood aan meer en betere informatie hierover. Binnen dit onderzoeksproject spraken we met 75 ouderen over hun woon-levensverhaal: het verleden, de huidige woning, hoe ze kijken naar hun toekomstige woonhoofdstuk en wat ze daarbij belangrijk achten. Daaruit bleek dat best wat mensen niet vinden wat ze zoeken in het huidige woon(zorg)aanbod. Dat bleef voor hen vaak beperkt tot het woonzorgcentrum of verhuizen naar een appartement of serviceflat. Tegelijkertijd werd door verschillende ouderen ook het samenwonen met anderen aangehaald als interessante piste. Maar vaak weten ze niet waar ze de zoektocht moeten beginnen of ontbreekt het aanbod op de plek waar ze willen wonen.

Maar een betere informatiecampagne alleen zal het potentieel van deze woonvormen niet redden. Wil je als burger een project starten zonder begeleiding van een organisatie? Dan ben je al snel zo’n tien jaar bezig. Dat werkt ontmoedigend en vraagt daarnaast heel wat juridische en financiële kennis. Daarom is het goed als toekomstige bewoners zich laten begeleiden door organisaties, zoals bijvoorbeeld Samenhuizen of Abbeyfield, die informatie of ondersteuning bieden bij het vinden van een locatie, de bouwplannen, begeleiding bij juridische en financiële processen en meer.

 

Een andere moeilijkheid?
Er is geen eenduidig beleidskader
voor alternatieve woonvormen. 

 

Een andere moeilijkheid is dat er geen eenduidig beleidskader is voor alternatieve woonvormen. Daarbij hinken we achterop met onze buurlanden, met uitzondering van Brussel als voorzichtige pionier in het regulariseren van gemeenschappelijke woonvormen. Bovendien heb je de verschillende bevoegdheden die aan alternatief wonen raken: welzijn, wonen en ruimtelijke ordening. Deze domeinen wijzen in elkaars richting, maar ze zouden juist kunnen samenwerken en een gemeenschappelijk kader uitwerken om deze verschillende woonvormen, voor ouderen, beter mogelijk te maken.

Toch zien we dat naast organisaties en ouderen zelf, ook best wat lokale overheden de piste rond deze woonvormen aan het verkennen zijn. Een recent voorbeeld toont bijvoorbeeld de stad Mechelen die een modelconvenant rond cohousingsprojecten lanceerde in december 2023 om zo als stadsbestuur beter te kunnen inspelen op hedendaagse woonbehoeften van haar inwoners. Binnenkort opent er ook een nieuw Abbeyfieldhuis in een voormalig hotel. Eerder dit jaar publiceerde de Vlaamse Bouwmeester de gids ‘Samen Wonen Ontwerpen’, die ontwerpers moet inspireren voor de realisatie van een toekomstbestendig woonlandschap in Vlaanderen. De vraag naar alternatieve woonvormen stijgt dus duidelijk, en we zien dat burgers en ook heel wat andere actoren er klaar voor zijn. Maar de regelgeving en dus het aanbod volgen nog niet om aan de vraag te kunnen voldoen.

De voordelen van alternatieve woonvormen

Verschillende onderzoeken legden al verschillende voordelen bloot die ouderen ervaren eens ze de overstap maken naar een alternatieve woonvorm. Ten eerste is er de wederzijdse zorg en ondersteuning die bewoners elkaar kunnen bieden. Bijvoorbeeld boodschappen doen of eten maken. Voor zichzelf zorgen verloopt vlotter. De zelfredzaamheid wordt groter. Vooral voor ouderen die niet of weinig kunnen rekenen op familiale steun, is dat een belangrijk voordeel van alternatieve woonvormen.

Ten tweede heerst er in alternatieve woonvormen een gevoel van verbondenheid. Gedeelde ruimtes zorgen bijna vanzelf voor dagelijkse sociale interacties en bewoners zijn actief betrokken bij elkaars welzijn. Die verbondenheid geldt trouwens ook voor de bredere omgeving. De gedeelde ruimtes van sommige woonprojecten kunnen worden gebruikt door verenigingen uit de buurt. Zo versterken bewoners hun sociaal netwerk, en dat is cruciaal voor hun welzijn. Als je weet dat sociaal isolement nefast kan zijn voor iemands gezondheid, is dat een extra sterk voordeel van alternatieve woonvormen.

 

Gedeelde ruimtes zorgen bijna vanzelf
voor dagelijkse sociale interacties
en bewoners zijn actief betrokken
bij elkaars welzijn.

 

Ten derde is de woonomgeving in alternatieve woonvormen vaak voldoende aangepast aan de fysieke noden van ouderen en wat de veiligheid ten goede komt. Denk aan voldoende verlichte ruimtes, ingrepen om vallen te verhinderen, rolstoelvriendelijke toegang, verschillende vervoersmogelijkheden enzovoort. Dat bevordert ook nog eens deelname aan activiteiten en versterkt de sociale banden nog meer.

Uiteraard brengt samenwonen met anderen ook uitdagingen met zich mee, zoals conflicten onder de bewoners, individuele wensen en noden die niet altijd overeenkomen met die van de groep, inboeten op privacy enzovoort. We mogen er ook niet automatisch van uitgaan dat er een zorgzame relatie tussen alle bewoners ontstaat. Toch wegen de voordelen vaak niet op tegen de mogelijke nadelen. Een opmerkelijke constatering uit onderzoek is dat veel bewoners, eenmaal ze verhuisd zijn naar een alternatieve woonvorm, sterk overwegen om daar nooit meer weg te gaan.

Inspirerend voor woonzorgcentra

Alternatieve woonvormen kunnen een antwoord bieden op de woonbehoeften van huidige en toekomstige ouderen. Al zijn ze niet voor iedereen de oplossing. Dat betekent dus niet dat andere, eerder traditionele, woonzorgvormen, zoals assistentiewoningen en woonzorgcentra, volledig moeten verdwijnen. De ontwikkeling van dergelijke alternatieve woonvormen kan bovendien inspirerend zijn voor woonzorgcentra. Bijvoorbeeld om zich kleinschaliger te organiseren, meer ingebed in de buurt en waar de nadruk veel meer op wonen komt te liggen.

Beschouw alternatieve woonvormen als een uitbreiding van het huidige woonaanbod in de klassieke zorg. Daarmee onderschrijven we ook de opinie van Margot Cloet, voorzitter van Zorgnet Icuro, waarin ze woonzorgcentra omschrijft als een schakel in een hele zorgketen. Maar dat betekent dus ook dat alternatieve woonvormen zo’n schakel zijn, en nu is het aanbod gewoonweg te klein voor de groeiende vraag van een steeds diverser wordende ouderenpopulatie.

"Oud word je liefst niet alleen"

20-12-2023

Heel wat ouderen laten ons via Bepaal je eigen verhaal weten, dat ze openstaan voor alternatieve woonvormen. Maar vaak botsen ze op de betaalbaarheid ervan en op wettelijke moeilijkheden. Anja Declercq, directeur van LUCAS- Centrum voor Zorgonderzoek en Consultancy van KU Leuven, breekt een lans voor een structureel en betaalbaar aanbod van alternatieve woonvormen waarbij ouderen samenwonen of co-housen. Ze ziet er heel wat oplossingen in, onder meer om eenzaamheidsgevoelens bij ouderen te doen afnemen.  

Misverstanden de wereld uit 

Het is een misverstand dat ‘alle’ of ‘de meeste’ ouderen hulpbehoevend zijn. De meeste ouderen wonen zelfstandig thuis en kunnen zelf huishoudelijke en andere taken uitvoeren. Vele ouderen bieden zelfs hulp aan anderen. De Zorgenquête 2021 van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin toont dat bijna 22% van de Vlaamse mantelzorgers ouder is dan 65 jaar. Ze geven hulp en ondersteuning aan partners, ouders, kinderen of vrienden.  

Ook bij de zorgvrijwilligers zijn ouderen sterk vertegenwoordigd: bijna 40% is 65 jaar of ouder. Dat op zich nuanceert al de stigmatiserende krantenkoppen over de kosten van de vergrijzing die de pan uitswingen. De economische waarde van de mantelzorg die ouderen geven en het vrijwilligerswerk dat ze doen, is niet te onderschatten. 

Uitgebreid maar versnipperd zorgaanbod  

Wanneer iemand dan toch moeite krijgt met wat men ‘activiteiten van het dagelijkse leven’ noemt, zoals poetsen, boodschappen doen of koken en in een latere fase ook met zich wassen en andere meer persoonlijke taken, dan is er vaak hulp beschikbaar. Uit de Zorgenquête 2021 blijkt eveneens dat 21,7% van de Vlaamse 65-plussers mantelzorg krijgt. Bijna 5% krijgt hulp van een zorgvrijwilliger en 21,1% krijgt professionele hulp. Velen combineren verschillende vormen van hulp en ondersteuning. En ongeveer 8% van de 65-plussers woont in een woonzorgcentrum. Het gaat vooral om oudere ouderen met ernstige fysieke en/of cognitieve problemen. In 2020 was hun gemiddelde leeftijd 87 jaar. 

Het zorgaanbod is in Vlaanderen erg uitgebreid en behoorlijk toegankelijk. Er zijn uiteraard werkpunten. Zo heeft de gezinszorg nood aan verdere uitbreiding van het aantal gesubsidieerde uren en is het aanbod niet in elke regio even groot. Het landschap is ook erg versnipperd, wat het moeilijk maakt voor de gemiddelde burger om goed zijn of haar weg te vinden. Daar wordt evenwel aan gewerkt via initiatieven van de Vlaamse overheid zoals Alivia en de Eerstelijnszones.  

Eenzaamheidsgevoelens 

Maar een mens is meer dan een lichaam. Sociaal contact en het gevoel deel uit te maken van een samenleving, zijn minstens even belangrijk als praktische zorg en ondersteuning. Uit een onderzoek dat de Koning Boudewijnstichting liet uitvoeren, blijkt dat veel ouderen eenzaam zijn en dat dat probleem eerder toe- dan afneemt. Bovendien nemen deze gevoelens toe met de leeftijd. 17% van de 75- tot 79-jarigen voelt zich meerdere keren per week tot zelfs dagelijks (6%) eenzaam. 36% voelt zich af en toe eenzaam. Slechts 44% voelt zich nooit eenzaam. Bij de 80- tot 84-jarigen zijn de cijfers zelfs nog prangender. Eenzaamheid is sterk gerelateerd aan gezondheidsproblemen. Onderzoek wijst uit dat eenzaam zijn hetzelfde effect heeft op de gezondheid als het roken van vijftien sigaretten per dag. En dat herstel na een medische ingreep minder goed verloopt bij wie eenzaam is.   

 

Sociaal contact en het gevoel deel uit te maken
van een samenleving, zijn minstens even belangrijk
als praktische zorg en ondersteuning.

 

Eenzaamheid en sociaal isolement zijn niet hetzelfde. Eenzaamheid is een subjectief gevoel, sociaal isolement is een objectief beperkt aantal contacten. Beide zijn uiteraard gerelateerd, maar vallen niet samen. Ook het sociaal isolement neemt toe. Ongeveer een derde van de 65-plussers woont alleen. Door demografische evoluties en door veranderende patronen in relaties groeit dit percentage jaar na jaar. Alleen wonen impliceert niet alleen dat er geen inwonende mantelzorger is die eventueel wat meer intensieve zorg kan bieden. Het verhoogt ook de kans op sociaal isolement en eenzaamheid.  

Ontmoeting verbetert de levenskwaliteit 

Ruimte geven aan ontmoeting impliceert dus het verbeteren van de kwaliteit van leven en het preventief werken aan gezondheid. Dit kan op elk schaalniveau. Het dichts bij huis zijn de straat en de tuin. Een verbreding van het voetpad met een zitbank, een autoluw plein, een straatfeest, een gedeelde tuinstrook. Op niveau van de buurt kennen we parken en pleinen, maar voor veel ouderen zijn vooral de publieke binnenruimtes van grote waarde: de bibliotheek, het restaurant van het lokaal dienstencentrum of het buurtcentrum. Het zijn laagdrempelige plekken die openstaan voor iedereen, met de nodige voorzieningen, zoals sanitair, zitgelegenheid en cafetaria.  

 

Ruimte geven aan ontmoeting
impliceert dus het verbeteren van de kwaliteit van leven
en het preventief werken aan gezondheid. 

 

Naast deze geprogrammeerde ruimtes heeft een buurt ook nood aan plekken waarvan de functie of het gebruik niet helemaal vastligt. Hier kunnen initiatieven spontaan ontstaan. Het zijn ruimtes die kansen bieden aan dat wat in het reguliere aanbod nog niet bestaat of geen plaats vindt. Daar liggen dus kansen voor lokale besturen en voor ruimtelijke ordening. 

Maar ook wanneer die ruimtes er zijn, dan zijn de mogelijkheden tot ontmoeting vaak geconcentreerd tijdens een deel van de dag. Dienstencentra, buurtwerkingen en andere initiatieven voorzien vooral in de namiddag activiteiten. En dan is men toch nog vaak alleen ’s ochtends, ’s avonds en ‘s nachts. Eenzaamheid betreft ook het niet kunnen delen van dagdagelijkse dingen, zoals tv kijken of een praatje bij het ontbijt. Of de wetenschap dat er nog iemand in huis is voor het geval er iets onaangenaams gebeurt. 

Hiaten in het zorgsysteem 

Ons zorgsysteem biedt hier vooralsnog geen antwoord op. In een assistentiewoning leeft men ook alleen en wie geen zware zorgbehoefte heeft, kan niet in woonzorgcentrum terecht. Nochtans bieden zich regelmatig mensen aan bij woonzorgcentra omwille van een eenzaamheidsproblematiek. Ze voelen zich niet goed bij het alleen zijn en zijn soms angstig. Woonzorgcentra richten zich echter steeds meer – met uitzonderingen – op mensen met een zware zorgproblematiek. De wijze waarop ze worden gesubsidieerd, stimuleert selectie. Gezien het toenemend aantal oudere ouderen met hoge zorgnood, gecombineerd met een tekort aan geschikt personeel, is dit niet onterecht. Bovendien hebben eenzame en sociaal geïsoleerde ouderen gezelschap nodig, niet ondersteuning door gespecialiseerde zorgverleners.  

 

Vormen van samenwonen of co-housing
voor ouderen zijn schaars.
Initiatieven bestaan, maar lang niet overal
en zeker niet betaalbaar voor iedereen. 

 

Daarmee is het probleem van ouderen met eenzaamheidsgevoelens echter niet opgelost. Er is een hiaat in het systeem: vormen van samenwonen of co-housing voor ouderen zijn schaars. Initiatieven bestaan, maar lang niet overal en zeker niet betaalbaar voor iedereen. Er is geen structureel aanbod. Her en der ontstaan privé-initiatieven van meer begoede en hoogopgeleide mensen die met vrienden samen een huis of ander soort gebouw kopen en dat inrichten als een vorm van co-housing. Soms ook met infrastructuur zoals een extra appartement, voor een inwonende zorgverlener.  

Abbeyfield Vlaanderen organiseert kleinschalige co-housing voor 55-plussers. In Antwerpen en Kontich heeft een sociale huisvestingsmaatschappij Senioren Thuis-projecten en de website Homemates helpt mensen die iemand zoeken om samen een woning te delen. In Alveringem vinden we, op initiatief van Familiehulp, de seniorenhoeve Carpe Diem. Wellicht zijn er nog wel voorbeelden, maar het gaat telkens om lokale initiatieven en 'pilootprojecten'. Bovendien is er geen aangepaste regelgeving, want er zijn ook wel addertjes onder het gras: het co-housing project Villa De Proost in Rillaar moest sluiten omdat de overheid het beschouwde als een woonzorgcentrum zonder erkenning.  

Nood aan structureel en betaalbaar aanbod 

Er is nood aan een structureel aanbod dat betaalbaar is voor iedereen. Dat levensbestendig is. En dat is minstens gedeeltelijk een taak voor een overheid. De eventuele kost die eraan is verbonden, wordt gecompenseerd door uitstel van verhuis naar een woonzorgcentrum en minder ziekenhuisopnames. Minder eenzaamheid zal immers een positief effect hebben op de gezondheid en de bewoners zullen elkaar ondersteunen en helpen. Bovendien komen hun vaak te grote en onaangepaste woningen vrij voor jonge gezinnen. Voor de thuiszorg betekent het minder tijdsverlies door het afleggen van grote afstanden tussen individuele huizen. En gezinszorg kan minstens gedeeltelijk voor een groep ouderen tegelijk gegeven worden.

Waar wachten we dus nog op? 

 

Meer nieuws & activiteiten

De resultaten van de campagne zijn er!

We bundelden al de verwachtingen van ouderen in 11 concrete ideeën voor beleidsmakers

Doorblader de brochure

Het verloop van de campagne

Doe mee!

Maart 2023 - september 2023

We analyseren al jullie ideeën en wensen

najaar 2023

Denkers en doeners schrijven opinies

najaar 2023